Kwart houdt problemen na burn-out

Getty Images

De meeste burn-outpatiënten herstellen goed na behandeling en kunnen weer aan het werk. Maar een kwart blijft last houden van aandachts- en concentratieproblemen en werkt na twee jaar nog steeds niet, blijkt uit onderzoek van  de Radboud Universiteit Nijmegen.

Uit een aantal experimenten van klinisch psycholoog Arno van Dam bleek dat burn-outpatiënten routinematige taken redelijk goed uitvoerden. Ze hadden wel moeite met complexere aandachtstaken en het schakelen tussen taken. Ze presteerden op deze testen slechter dan gezonde proefpersonen.

Wel willen, niet kunnen
Gezonde proefpersonen konden met een financiële prikkel uitgedaagd worden tot betere prestaties, maar bij de burn-outpatiënten werkte dat niet of averechts: zij ervoeren zelfs meer aversie tegen het uitvoeren van de taak. Volgens Van Dam zijn burn-outpatiënten waarschijnlijk wel gemotiveerd, maar niet in staat om hun prestatie te verbeteren.

Hardnekkige klachten
"Dit zijn belangrijke aanwijzingen dat de aandachts- en concentratieproblemen van burn-outpatiënten hardnekkig en niet op korte termijn te veranderen zijn", aldus Van Dam.

Dat bleek ook uit een vervolgonderzoek onder de patiënten die eerder niet te motiveren waren met een financiële prikkel. Zij volgden allemaal cognitieve gedragstherapie en werden na twee jaar opnieuw onderzocht.
Driekwart van de burn-outpatiënten was weer aan het werk.

De klachten van de burn-out patiënten waren sterk verbeterd, en 85 procent voldeed ook niet meer aan de diagnose, maar vergeleken met gezonde proefpersonen ervoeren ze nog steeds meer vermoeidheidsklachten. Hetzelfde gold voor het cognitief functioneren: dat was duidelijk verbeterd, maar het was nog steeds minder goed dan van gezonde proefpersonen.

​Kwetsbaar
"Mensen die na een burn-out terugkomen in hun werk zijn vaak nog kwetsbaar. Ze zijn nog steeds wat vermoeid en kunnen cognitief vaak nog niet hetzelfde aan als voor hun burn-out", zegt van Dam. Zo'n 25 procent van de burn-outpatiënten knapt niet op en blijft chronische klachten houden.

Bron 
  • Radboud Universiteit Nijmegen