Minder vaak overbodig darmonderzoek nodig

Getty Images

Dankzij het promotieonderzoek van radioloog Bart Wiarda van het Erasmus MC is de kans dat patiënten een overbodig inwendig darmonderzoek moeten ondergaan een stuk kleiner geworden.

Bij bloedverlies uit de dunne darm of als vermoed wordt dat iemand de ziekte van Crohn heeft, moet een arts de dunne darm bekijken. Dat was tot enkele jaren geleden nauwelijks mogelijk, omdat de dunne darm diep in het lichaam zit, opgerold tussen de maag en de dikke darm.

Sinds enkele jaren zijn er drie methoden in gebruik die afwijkingen in de dunne darm goed in beeld brengen: MRI waarbij de dunne darm via een maagsonde wordt gevuld met vloeistof, een videocapsule inslikken en endoscopie. Radioloog Bart Wiarda vergeleek deze drie methoden.

​Videocapsule inslikken
Wiarda concludeerde dat een MRI-onderzoek het meest geschikt is voor mensen die mogelijk lijden aan de ziekte van Crohn. De MRI-methode zou ook geschikt kunnen zijn om het verloop van de ziekte te volgen. Een videocapsule inslikken is minder geschikt voor deze patiënten. Bij Crohn zitten er geregeld vernauwingen in de dunne darm, waardoor de capsule kan blijven steken.

De capsule is weer wel geschikt voor onderzoek bij patiënten die bloedverlies hebben in hun darm, zonder dat daarvoor een oorzaak is gevonden met een endoscopisch onderzoek in de maag of de dikke darm. MRI blijkt minder geschikt de kleine oorzaken van bloedverlies in de dunne darm te zien.

​Endoscoop
De laatste methode, waarbij via de maag een endoscoop wordt ingebracht en die de dunne darm als het ware opstroopt langs de camera, is geschikt wanneer het artsen vermoeden dat ze tijdens het onderzoek poliepen of andere weefsels moeten verwijderen.

Bron 
  • Erasmus MC