Last van duizeligheid en evenwichtsklachten? 'Er is vaak iets aan te doen'

Wat is BPPD en wat is eraan te doen?

Stijn Brinks en Bart Zwaneveld door Linelle Deunk
Linelle Deunk

Duizeligheid is een van de meest voorkomende klachten in de huisartsenpraktijk. Bart Zwaneveld en Stijn Brinks leggen uit wat zij als fysiotherapeut kunnen betekenen.

Maar liefst 79 procent van de Pluslezers gaf in een recente peiling aan regelmatig duizelig te zijn. 62 procent is hiervoor naar de huisarts geweest. Maar met duizeligheids- en evenwichtsklachten kun je ook terecht bij een fysiotherapeut. Bart Zwaneveld en Stijn Brinks zijn gespecialiseerd in duizeligheid en andere evenwichtsaandoeningen.

Duizeligheid komt vaker voor naarmate de leeftijd toeneemt, hoe komt dat?

Zwaneveld: “Een evenwichtsorgaan gaat langzamer werken naarmate je ouder wordt. Dat is een heel ­geleidelijk proces, maar het geeft wel balansversto­ringen en soms duizeligheid. Ook een ontsteking van het evenwichtsorgaan, medicijngebruik, alcoholgebruik of een ziekte, zoals diabetes of de ziekte van Ménière kan duizeligheid veroorzaken. Wat wij hier in de ­praktijk veel zien is BPPD: benigne paroxismale ­positie duizeligheid.”

Wat is BPPD precies?

Brinks: “BPPD is een probleem waarbij kristallen in het evenwichtsorgaan op een plek terechtkomen waar ze niet horen. Het is een klacht die optreedt bij ­bepaalde bewegingen, zoals bukken, omhoog kijken, snel omdraaien in bed of opstaan. Die kristallen ­horen normaal gesproken in de kern – het centrale deel van het evenwichtsorgaan – maar bij BPPD ­komen ze in de kanaaltjes van dit orgaan terecht.” Zwaneveld: “Je hebt drie van die halfcirkelvormige kanaaltjes, een soort van lusjes. Bij zo’n 50 procent van onze cliënten zien we dat die kristalletjes in het achterste lusje terechtkomen en in de andere helft van de gevallen zitten ze in het middelste lusje. Er zit kort gezegd ‘gruis in de buis’ en dat geeft klachten.”

Schrikbarend veel mensen hebben BPPD, 'gruis in de buis' noemen wij het

Hoe zien jullie dat? Want het zit in het oor.

“Dat zien we door in de ogen te kijken”, legt Brinks uit. “Het evenwichtsorgaan kent reflexen naar de ogen. Elk kanaaltje stuurt twee spiertjes aan in het oog en zorgt daarmee voor een specifieke oogbeweging. Wij zien aan die oogbeweging in welk kanaaltje de ­kristallen zitten, doordat er bijvoorbeeld een draaiende beweging is of juist een zijwaartse beweging.” Zwaneveld: “Die kanaaltjes staan elk op een andere manier in het hoofd en moeten daarmee ook op een andere manier behandeld worden om die kristallen, die steentjes, weer terug op hun plek te krijgen. Dat doen we door het hoofd op een bepaalde manier te positioneren, waarbij we de vorm van die kanaaltjes volgen.”

Eigenlijk een beetje zoals die geduldspelletjes waarbij je de balletjes in de gaatjes moet krijgen?

“Ja, zo kun je het wel een beetje zien”, beaamt Zwaneveld. “En je kunt je voorstellen dat als die kristallen in dat kanaal zitten, dat dat ook weer invloed heeft op het evenwicht; het heet tenslotte niet voor niets het evenwichtsorgaan.” Brinks: “Ze hebben eens een studie ­gedaan onder ouderen die gevallen waren. Als je die allemaal test op BPPD, dan is er echt een schrikbarend percentage dat het heeft: zo’n beetje een derde van de mensen. Ook mensen die niet aangaven dat ze er klachten van hadden, terwijl de onderzoekers bij de kieptest heel duidelijk zagen dat er een verstoring in dat evenwichtsorgaan zat.”

Wat is dat: de kieptest?

Zwaneveld: “Dat is de Dix-Hallpike; een van de ­testen die we voorhanden hebben om te zien in welk kanaaltje eventuele kristallen zitten. Hierbij word je vanuit een zittende positie, met het hoofd gedraaid, snel achterover gebracht. Je komt dan op de rug te liggen met het hoofd iets achterover, vandaar ‘kieptest’. Daarbij kijken we dus welke oogbewegingen we kunnen waarnemen.”

En daarna moeten die kristallen weer naar hun eigen plek. Is dat in één behandeling gepiept?

“Dat wisselt een beetje”, zegt Brinks. “De ene keer vallen ze allemaal in één keer op hun plaats, de ­andere keer is het een beetje puzzelen. Dan blijven de kristallen bijvoorbeeld hangen en zijn er aangepaste behandeltechnieken nodig. Meestal is het met twee tot vier behandelingen wel opgelost.”

Meestal is BPPD met twee tot vier behandelingen wel opgelost

En als je evenwichtsorgaan geleidelijk minder goed gaat werken, is daar ook nog iets aan te doen?

“Ja, dan ga je revalidatie van het evenwichtsorgaan starten. Dat is gericht op het verminderen van duizeligheidsklachten en het verbeteren van het evenwicht. We doen dan heel specifieke oefeningen, waarmee mensen ook thuis aan de slag kunnen. Zo probeer je het hele systeem wat adequater te laten werken. Er is namelijk nog best veel aan te doen, zoals substitutietraining: loop-, balans- en spierkrachtoefeningen die de verminderde werking van je evenwichtsorgaan als het ware vervangen. Als je bijvoorbeeld loopt, dan steun je zo’n 60 procent van de tijd op één been. Als je dat nog niet zo goed kan, dan gaan we daar wat aan doen.” Zwaneveld: “Verder heb je adaptatietraining: oefeningen met de ogen en het hoofd, waardoor de samenwerking tussen ogen en evenwichtsorganen verbetert. Je traint dan de reflexen. Wij bekijken hoe snel die nog zijn en of we die snelheid een beetje kunnen opvoeren. Dat gebeurt vooral met het herhalen van oefeningen. De eerste keer is misschien moeilijk, maar doe je het vijf keer, dan wordt het al makkelijker. Zo ga je de reflex er als het ware inslijpen.”

Hoe lang duurt zo’n traject?

“Mensen zijn drie maanden tot een half jaar in ­behandeling, waarbij we veel oefeningen aanbieden. In het begin zijn dat makkelijke oefeningen die ze ook thuis kunnen oefenen, die vervangen we door weer wat lastiger varianten”, legt Zwaneveld uit. “Zo worden mensen steeds minder onzeker over hun balans. Maar het is niet zo dat ze elke week bij de fysio komen; eerder één keer in de drie weken.”

Kun je ook preventief met je evenwicht aan de slag?

“Als je actief bent en in beweging blijft, ben je je evenwichtssysteem eigenlijk al aan het trainen. En als je krachttraining en conditietraining aanvult met balansoefeningen, dan ben je al heel goed bezig”, vindt Brinks. “Zeker als je ook oefeningen doet waarmee je het evenwichtsorgaan belast, zoals oefeningen waarbij het hoofd los van de romp beweegt.” Zwaneveld: “De gouden tip voor mensen die moeite hebben met hun evenwicht en daardoor met lopen: je hoeft niet per se je voeten hoger op te tillen. Leer nou dat je eerst je hak neerzet en dan de rest van je voet. Als je dat doet, kun je al bijna niet meer struikelen.”

Wat willen jullie mensen meegeven?

“Dat het niet normaal is om je duizelig of onzeker op de been te voelen, of om te denken dat vallen erbij hoort”, zegt Zwaneveld. “Mijn advies: neem duizeligheid en evenwichtsproblemen serieus en zoek de juiste zorgverlener. Iemand die je ook kan begeleiden bij het zoeken naar de oplossing. Een huisarts houdt zich voornamelijk bezig met acute duizeligheid en heeft vaak maar 10 minuten per patiënt. Als fysio­therapeut heb wij de luxe dat je wat langer in gesprek kan met iemand om echt duidelijkheid te krijgen over de klacht. Dat is echt van grote meerwaarde. We werken als gespecialiseerd fysiotherapeut trouwens wel heel nauw samen met andere zorgverleners zoals de huisarts. De lijnen kort houden is heel belangrijk. Zoek in ieder geval hulp, want er is vaak iets aan te doen.”

Op kno.nl vind je een overzicht van fysio­therapeuten die extra geschoold zijn in duizeligheid en evenwichtsklachten.

Fysiotherapeuten Bart Zwaneveld (rechts) en Stijn Brinks zijn ­werkzaam bij Rembrandt Fysiotherapie en Revalidatie. Beiden zijn onder meer gespecialiseerd in complexe duizeligheids­problematiek en revalidatie van het evenwichtsorgaan. Ze volgen en geven ook ­regelmatig bijscholingen op dit gebied.

Dit artikel verscheen eerder in Plus Magazine maart 2025. Abonnee worden van het blad? Dat doe je in een handomdraai.

Auteur 
Bron 
  • Plus Magazine