NIJMEGEN - Van de stellen die verminderd vruchtbaar zijn, raakt uiteindelijk toch 72 procent zwanger. Bijna de helft van deze zwangerschappen ontstaat spontaan, bij ruim de helft was een vruchtbaarheidsbehandeling nodig.
Dat blijkt uit onderzoek van Monique Brandes van het UMC St Radboud. Voor het onderzoek bestudeerde Brandes de gegevens van 2500 stellen, die met een vruchtbaarheidsprobleem naar een ziekenhuis verwezen waren.
Een IVF/ICSI-behandeling leidde bij zestig procent van de behandelde paren tot een zwangerschap. Vooral paren, bij wie sprake was van verminderde vruchtbaarheid als gevolg van eileiderproblematiek, endometriose of slecht zaad hebben baat bij IVF/ICSI.
Goede prognose
Bij een ovulatiestoornis of bij een onbekende vruchtbaarheidsstoornis voegt IVF weinig toe; deze stellen hebben, afhankelijk van de leeftijd van de vrouw, ook zonder IVF een goede prognose.
De helft van alle koppels die stoppen met een vruchtbaarheidsbehandeling doet dit nog voor de behandeling daadwerkelijk begonnen is. Dat wil zeggen: zij stoppen zodra onderzoek heeft uitgewezen wat de oorzaak van hun onvruchtbaarheid is.
Het merendeel van de paren die niet zwanger zijn geworden, is vroegtijdig op eigen initiatief met de behandeling gestopt. De belangrijkste redenen om te stoppen zijn de emotionele belasting die de behandeling met zich meebrengt en een slechte prognose van het stel in kwestie. Een reden kan ook zijn dat een stel gewoon geen behandeling wil.
- Radboudumc