Kinderen met een ouder met een depressie of angststoornis hebben een hoog risico zelf depressief te worden of een angststoornis te krijgen. Dat blijkt uit onderzoek van promovendus Petra Havinga van het UMC Groningen.
Havinga gebruikte de gegevens uit de ARIADNE-studie. Deze studie startte in 2000 met 523 jongeren van 13 tot en met 25 jaar met een ouder die in het verleden is behandeld voor een depressie of angststoornis. Ongeveer de helft van de oorspronkelijke groep (inmiddels volwassenen) wordt nog altijd gevolgd in hun ontwikkeling.
Zorgwekkend hoog risico
Uit het onderzoek van Havinga bleek dat de geschatte kans dat een jongere op 20-jarige leeftijd zelf een stemmings- of angststoornis ontwikkelt 38 procent is. Op 35-jarige leeftijd was dat zelfs 65 procent. Havinga noemt de percentages "zorgwekkend hoog". Volgens de promovenda is het "Eerder regel dan uitzondering" dat kinderen van depressieve of angstige patiënten ook een stemmings- of een angststoornis ontwikkelen.
Havinga ontdekte drie groepen met een extra hoog risico op het ontwikkelen van een van deze psychische klachten: meisjes en jonge vrouwen, kinderen met een ouder bij wie depressie of angst voor het twintigste levensjaar is ontstaan en kinderen die zijn opgegroeid in een gezin waarin beide ouders een depressie hebben of angstig zijn.
Preventie nodig
Ze pleit voor preventie bij deze groep jonge mensen. "Bij depressie en angst is preventie erg belangrijk. Eenmaal ontwikkeld, is het risico op herhaling of terugval namelijk erg groot. Voorkomen is dus ook hierbij beter dan behandelen." Het in beeld brengen van risicogroepen is daarbij een eerste belangrijke stap. Via ouders die zelf behandeld worden vanwege psychische problemen zijn deze kinderen relatief makkelijk te vinden.
Havinga publiceerde de resultaten van haar onderzoek op de website van het wetenschappelijke tijdschrift Journal of Clinical Psychiatry.
- Rijksuniversiteit Groningen