Een kwart van de zwangere vrouwen start niet op tijd met prenatale zorg of krijgt minder consulten in de eerstelijns verloskundige praktijk dan de verloskundige richtlijnen voorschrijven. Dit blijkt uit onderzoek van Esther Feijen-de Jong van het Universitair Medisch Centrum Groningen.
Feijen-de Jong volgde 3070 vrouwen die hun zorgtraject startten bij de eerstelijns verloskundige. Uit haar onderzoek blijkt 24,7 procent van deze vrouwen te weinig gebruik maakt van de mogelijke prenatale zorg die de verloskundige kan bieden. Dit komt doordat zij of te laat beginnen met de prenatale zorg of tijdens de zwangerschap minder consulten krijgen.
Vrouwen uit niet-Westerse landen, werkloze vrouwen, vrouwen met chronische ziekten of handicaps en vrouwen die geen foliumzuur slikten, bleken vaker te weinig preventieve prenatale zorg te gebruiken.
Huisarts
De huisarts blijkt een belangrijke zorgverlener te zijn voor zwangere vrouwen. Feijen-de Jong pleit er dan ook voor om de rol van huisartsen te versterken. Ze adviseert om de zorg in de eerstelijn te coördineren om te voorkomen dat er informatie over een zwangere verdwijnt en om te zorgen dat er niet meer interventies worden ingezet dan medisch noodzakelijk is.
Feijen-de Jong: "Voorbeelden om de samenwerking tussen verloskundigen en huisartsen te verbeteren kunnen liggen in gezamenlijke huisvesting, gezamenlijke richtlijnen en een gezamenlijke digitale omgeving".
Feijen-de Jong promoveert op 27 mei 2015 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
- Rijksuniversiteit Groningen