Stress en angst vergroten kans hartaandoeningen

Getty Images

TILBURG - Aan een hartinfarct gaat nog wel eens extreme boosheid, stress of angst vooraf. Onderzoek aan Tilburg University toont nieuwe biologische mechanismen die het verband kunnen verklaren tussen psychologische risicofactoren en hartaandoeningen.

Hoogleraar Willem Kop stelt in zijn inaugurele rede op 10 juni dat acute stress, depressie en angst de kans op hart- en vaatziekten vergroten. Emoties verhogen de belasting van het hart door verhoogde bloeddruk en hartslagfrequentie.

Emoties
Deze acute emoties beïnvloeden ook allerlei biologische processen, waaronder de bloedstolling en ontstekingsreacties. Dit is een belangrijke bevinding, omdat deze biologische processen het beloop van hartziekte kunnen versnellen.

Iemand in stabiele toestand kan toch ineens een hartinfarct krijgen als gevolg van bijvoorbeeld een tijdelijke vernauwing van een kransslagader, een bloedprop of het loslaten van een stukje kransslagaderplaque. Ook langdurige emotionele problemen kunnen het risico op een hartinfarct verhogen, bijvoorbeeld doordat de aderverkalking in de kransslagaders sneller toeneemt.

Biologische processen
In Nederland zijn de meest onderzochte chronische psychologische risicofactoren depressie, vitale uitputting, angst en persoonlijkheidskenmerken zoals een ‘binnenvetter’ of vijandigheid. Daarnaast zijn sociale factoren van belang, waaronder een laag inkomen, weinig opleiding, discriminatie en sociale isolatie. Kop heeft de biologische processen onderzocht die met deze risicofactoren samenhangen, zoals bloedstollingsfactoren, ontstekingsreacties en stresshormonen.

Herkennen
Het doel van Kops onderzoek is voortekenen van hartfalen vroegtijdig te herkennen. Het komt te vaak voor dat hartpatiënten al bij de arts of specialist zijn geweest en dat er 'niets gevonden' werd.

Het moet mogelijk zijn om traditionele risicofactoren (hoge bloeddruk, diabetes, verhoogd cholesterol) en gedragsmatige factoren (roken, overgewicht en te weinig lichaamsbeweging) te combineren met nieuwe ‘biomarkers’ en psychologische kenmerken.

Op die manier kunnen de patiёnten met het hoogste risico worden opgespoord. Verder is het van groot belang om meer wetenschappelijke kennis te krijgen over hoe lichaam en geest elkaar beïnvloeden.

Bron 
  • Universiteit van Tilburg