Hoe ontstaat een bloedstolsel in de grote aderen?
Een propje dat de bloeddoorstroming belemmert is een van de belangrijkste doodsoorzaken in Nederland en België. Gelukkig is trombose steeds beter te behandelen. Internist Erik Klok over nieuwe inzichten en preventie.
Op de vraag wat trombose precies is, heeft Erik Klok een helder antwoord: “Een stolsel in een bloedvat op een plek waar dat niet moet.” Waarmee hij wil zeggen dat het heel goed is dat ons bloed kan stollen als er een wond is. Maar als die er niet is, of als de wond al dicht is, moet bloed blijven stromen om zuurstof naar onze organen te vervoeren. Bij trombose gaat dat mis. Dan ontstaat er een prop die de bloeddoorstroming belemmert of blokkeert. Het gevolg kan relatief onschuldig zijn, bijvoorbeeld gezwollen en pijnlijke aderen, maar ook ernstiger: trombosebeen, longembolie, hersen- of hartinfarct.
Klok is internist en hoogleraar vasculaire geneeskunde bij het Leids Universitair Medisch Centrum. (LUMC). Hij doet onderzoek naar het verbeteren van de diagnose, behandeling en prognose van patiënten met een trombosebeen of een longembolie. Een bloedstolsel, legt hij uit, kan ontstaan in alle aderen in het lichaam. Van hoofd tot hart, longen en benen en zelfs in organen als darmen, milt of lever.
lees ook: Restklachten na trombose
Onschuldige vorm
De meest onschuldige vorm is trombose in vaten dicht onder de huid, wat het meest voorkomt in de onderbenen. Vaak wordt deze veroorzaakt door een aderontsteking, het afweersysteem probeert de bloedprop op te ruimen. Door de ontsteking wordt de huid rood, warm, gezwollen en pijnlijk. De ader voelt aan als een harde streng, vaak in de vorm van een spatader. Zo’n oppervlakkige aderontsteking, tromboflebitis, is niet gevaarlijk. Vaak kan een korte behandeling met bloedverdunners de klachten snel verminderen. Een stolsel in de dieper gelegen, grote aderen, zoals een trombosebeen, kan wel riskant zijn. Als een bloedstolsel losschiet richting de longen kan het een levensbedreigende longembolie veroorzaken. Een stolsel in een slagader kan leiden tot een hartinfarct of herseninfarct.
Hoe ontstaat een bloedstolsel in de grote aderen?
“Het bloed moet van je tenen naar je hart stromen, omhoog dus. De zwaartekracht en het gebrek aan bloeddruk in de aderen maken dat lastig. Daarom zijn vooral de onderbenen uitgerust met kleppen, een soort cupjes die zorgen dat het bloed niet naar beneden zakt. In die cupjes staat het bloed stil en stilstaand bloed kan makkelijk stollen. Aan de binnenkant van de bloedvaten zit een soort teflonlaag die stolsels voorkomt en het bloed zit vol eiwitten die heel streng de stolling reguleren. Maar als er ergens in het lichaam een verstoring optreedt, kan er toch een trombose ontstaan.”
“Externe triggers zijn bijvoorbeeld een vliegreis van meer dan zes uur of een langdurig ziekbed”
Wat kunnen die verstoringen zijn?
“De oorzaken van trombose variëren en vaak gaat het om een combinatie. Je kunt er aanleg voor hebben. Daarnaast zijn er externe triggers, zoals een vliegreis van langer dan zes uur, een langdurig ziekbed, een gebroken been waardoor je dat niet beweegt, schade aan een bloedvat door een infuus en het gebruik van medicijnen die de stolling beïnvloeden. Bij twee van de drie mensen is trombose een complicatie van een andere ziekte.”
Weinig beweging of lang eenzelfde houding aannemen kan dus in elk geval een trigger zijn?
“Zeker, maar alleen als het langdurig is. Bijvoorbeeld een ziekbed van enkele dagen waarbij je niet uit bed komt. Van een middag op een stoel zitten achter je bureau krijg je geen trombose.”
En overgewicht?
“Ernstig overgewicht gaat gepaard met meer ontstekingseiwitten in het bloed, wat het risico op een stolsel verhoogt. Daarnaast bewegen mensen met overgewicht vaak minder.”
Lees ook: Dotterbehandeling bij chronische longembolie kan enorme impact hebben
Ook ouderen krijgen vaker trombose. Hoe komt dat?
“Ouderen hebben vaker ziektes dan jonge mensen, ze worden vaker in het ziekenhuis opgenomen, krijgen vaker medicatie en ondergaan vaker operaties en andere ingrepen. Allemaal zaken die trombose kunnen uitlokken. Daarnaast bewegen ouderen over het algemeen minder. Verder zou het kunnen dat de teflonlaag aan de binnenkant van de aderen bij ouderen niet meer zo goed beschermt tegen het ontstaan van een stolsel.”
Lastige diagnose
Trombose is een van de belangrijkste doodsoorzaken in Nederland en België, vooral als het in de slagaderen ontstaat. Een op de vier mensen overlijdt aan de directe of indirecte gevolgen van trombose. Op de vraag hoe je adertrombose kunt herkennen, heft internist Klok de handen. “Voor een arts is het erg lastig om op basis van puur het verhaal van de patiënt de diagnose trombose te stellen. Een trombosebeen is relatief eenvoudig vast te stellen. Omdat een stolsel de afvoer van bloed blokkeert, wordt het been dik, rood en pijnlijk. Maar de verschijnselen kunnen ook subtiel zijn, zonder zwelling. Of zonder pijn en met alleen een lichte zwelling. Daar zit een heel spectrum tussen. Een trombosebeen kan ook lijken op een zweepslag of op een huidinfectie. In het geval van een beentrombose kan een echo uitsluitsel geven. Als een arts een andere vorm van trombose vermoedt, wordt doorverwezen voor een CT-scan.”
Waar kun je zelf op letten?
“Als je been rood, dik en warm wordt, vooral als het om één been gaat. Dat hoort niet. Wees ook alert als je net in het ziekenhuis hebt gelegen, een lange vliegreis hebt gemaakt, kanker hebt of nieuwe medicijnen slikt. Dat zijn allemaal risicofactoren.”
Wat zijn de tekenen van een longembolie?
“Die is nog lastiger te onderscheiden. Het klassieke patroon is dat mensen benauwd zijn, vooral bij inspanning. Ze hebben pijn, op de borst of bij de ademhaling. Ze hoesten, soms met bloed, of vallen flauw. Dan zal de diagnose snel zijn gesteld. Maar minder dan een op de tien patiënten heeft last van al deze verschijnselen. De rest zou op het eerste gezicht net zo goed kunnen lijden aan bronchitis, longontsteking of een andere aandoening. Bij verdenking van longembolie is vaak een CT-scan nodig.”
Nieuwe medicijnen
Mensen met trombose krijgen antistollingsmedicijnen voorgeschreven. Klok is enthousiast over de nieuwe generatie medicijnen. “Die hoeven niet meer te worden afgestemd door een trombosedienst. Je kunt een vaste dosis innemen, veel praktischer dan voorheen.” Het nadeel van een antistollingsmedicijn blijft dat er kans is op een spontane bloeding. “Dit risico is veel kleiner dan met vroegere medicijnen, maar het blijft aanwezig.”
Bij een trombosebeen of trombosearm kunnen steunkousen verlichting brengen. De compressie verlicht de stuwing in het been of de arm en kan de zwelling verminderen. Steunkousen voorkomen of herstellen trombose niet, onderstreept Klok. “Ze zijn een hulpmiddel om de symptomen van de schade te verlichten.”
Aanleg, pech en omstandigheden kunnen triggers zijn voor trombose. Maar een gezonde leefstijl kan het risico verminderen. “Veel bewegen!”, roept Klok. “Wandelen. Fietsen. Allemaal goed! Ook als je trombose hebt gehad moet je zo snel mogelijk weer je oude activiteiten oppakken. Het enige wat je níet mag met antistollingsmedicijnen is contactsporten beoefenen, zoals boksen. Vanwege de kans op een bloeding. Maar verder: pak zo snel mogelijk de draad op. Het grootste misverstand over trombose is dat je niet meer zou mogen sporten.”
En als je nog pijn hebt?
“Dan moet worden uitgezocht waar die pijn vandaan komt en hoe deze bestreden kan worden.”
Let op als je been rood, dik en warm wordt, vooral als het om één been gaat. Dat hoort niet
Angstklachten
Veel mensen knappen na een trombose helemaal weer op. Soms zijn antistollingsmiddelen ook niet meer nodig.
Helaas houden sommige patiënten klachten, zoals een moe en zwaar been, een wond die maar niet geneest, geen vertrouwen meer in hun lichaam. Van de mensen die een longembolie hebben gehad, houdt ongeveer de helft restklachten. Ze blijven kortademig, hebben pijn, zijn somber en angstig.
“Dat is ellendig”, weet internist Klok uit ervaringen van zijn eigen patiënten. “Ze blijven binnen, mijden sociale contacten, werken niet meer.”
Terwijl de verlammingsverschijnselen na een herseninfarct duidelijk maken wat er met iemand is gebeurd, is longembolie onzichtbaar voor de buitenwereld. “Na een hartinfarct krijg je revalidatie. Bij longembolie niet. Dat steekt.”
Als internist en hoogleraar zet Klok zich met zijn team in voor meer aandacht voor het door hem gemunte ‘post-longemboliesyndroom’. In het LUMC krijgen patiënten die langdurig benauwd zijn met succes een individueel revalidatietraject.
Als het om mentale zorg gaat, is hij een voorstander van het meten van de totale impact van trombose. “Het is belangrijk om te weten hoe het écht gaat met de patiënt, niet alleen of de pillen bevallen.” Zijn onderzoeksteam werkt samen met een internationale organisatie aan een meetmethode om vast te stellen of er naast lichamelijke klachten sprake is van bezorgdheid, depressie, angst en andere symptomen. “Dit soort klachten zorgt er namelijk voor dat mensen binnenblijven en niet bewegen, waardoor ze in een vicieuze cirkel terechtkomen. Pas als je alles in kaart hebt, kun je bespreken wat iemand nodig heeft om het dagelijks leven weer op te pakken. Zo kun je die vicieuze cirkel doorbreken.”
Erik Klok is internist en hoogleraar trombose en hemostase in het Leids Universitair Medisch Centrum. Hij doet onderzoek naar het verbeteren van de diagnose, behandeling en prognose van patiënten met een trombosebeen of longembolie. Daarnaast doet hij onderzoek naar de oorzaak, preventie en behandeling van trombose bij COVID-19-patiënten en de ontstaanswijze van trombose in de longen van deze patiënten.
Een andere versie van dit artikel verscheen eerder in +Gezond februari 2024. Abonnee worden van het blad? Dat doe je in een handomdraai.
- Plus Gezond