Stolsel in de bloedvaten van de longen
Een longembolie is een stolsel dat een of meer bloedvaten in je longen afsluit. Een deel van je long krijgt dan geen bloed meer en werkt daardoor niet meer goed. Hoe ontstaat een longembolie en wat is eraan te doen?
Wat is een longembolie?
De longslagaders voorzien je longen van bloed. Wanneer zo’n bloedvat afgesloten wordt, bijvoorbeeld door een bloedstolsel, krijgt een stuk van je long geen bloed meer. Dit wordt een longembolie genoemd. Je long werkt minder goed vanwege de slechtere doorbloeding. Je long kan moeilijker zuurstof uit de lucht opnemen, waardoor je benauwd wordt. Soms sterft een stuk long af (longinfarct) door het gebrek aan zuurstof.
Een longembolie kan op verschillende plekken in de long zitten. Soms ontstaan er meerdere embolieën, die verschillende takken van je longslagader afsluiten. Hoe groter het deel van de long is dat geen bloed meer krijgt, des te ernstiger zijn de gevolgen.
Oorzaken van longembolie
Bij een longembolie is de longslagader meestal verstopt door een bloedprop. Bloedstolsels ontstaan vaak ergens anders in het lichaam, bijvoorbeeld in de benen (trombosebeen). Als er een stuk van zo’n stolsel loslaat, wordt het meegevoerd naar de rest van het lichaam en kan het in de longslagader terechtkomen en deze afsluiten.
Behalve een bloedstolsel kan ook een vetprop de longslagaders verstoppen. Soms is een luchtbel de oorzaak van een longembolie, bijvoorbeeld na een injectie of bij duikers die te snel opstijgen (caissonziekte). In zeldzame gevallen is een tumor de oorzaak van een longembolie.
Symptomen
Niet iedereen heeft even veel last van een longembolie. Dit hangt onder andere af van de plaats waar het bloedvat is afgesloten en hoe groot de longembolie is.
De meest voorkomende symptomen van een longembolie zijn:
- benauwdheid
- pijn op de borst of in de bovenrug bij het ademen
- hoesten, vaak met bloed
- sneller ademhalen
- duizeligheid
- zweten
- snellere en zwakkere hartslag of hartkloppingen
Twee derde van alle mensen met een longembolie heeft ook een trombosebeen. Door een stolsel in de bloedvaten is het been dan dik, rood en pijnlijk. Sommige mensen met een trombosebeen hebben daar geen last van.
Neem direct contact op met je huisarts als je plotseling benauwd wordt, veel sneller ademhaalt dan normaal, het ademen pijn doet en je slijm met bloed ophoest. Vertel het je huisarts ook als je onderbenen dikker of pijnlijk worden.
Hoe wordt de diagnose longembolie gesteld?
Het is vaak lastig om de diagnose longembolie te stellen. De arts zal je eerst een aantal vragen stellen om na te gaan wat je klachten zijn en of je risicofactoren voor een trombosebeen of longembolie hebt. Bij het lichamelijk onderzoek luistert je arts onder andere met een stethoscoop naar je hart en longen.
Daarnaast is extra onderzoek nodig om vast te stellen of je een longembolie hebt:
- Bloedonderzoek: het gehalte van een bepaalde stof (D-dimeer) wordt gemeten, evenals het zuurstofgehalte en de bloedstolling
- Scan van de longen: om de doorstroming van de bloedvaten in de longen te bekijken
- Röntgenonderzoek van de longen: om andere longziekten uit te sluiten
- Echo van de benen: de bloeddoorstroming in de benen wordt bekeken en eventuele stolsels (trombosebeen) kunnen worden gezien
- Hartfilmpje (elektrocardiogram oftewel ECG) om de activiteit van het hart te meten
Risicofactoren
Verschillende factoren verhogen het risico op het ontstaan van een bloedprop, die in de longslagaders vast kan komen te zitten en zo een longembolie veroorzaakt. Vrouwen hebben een hoger risico op een longembolie dan mannen en de kans neemt toe met de leeftijd.
Andere risicofactoren voor een longembolie zijn:
- minder beweging, bijvoorbeeld na een operatie, botbreuk of bij een lange vliegreis
- verhoogde stolling, bijvoorbeeld door stollingsziektes
- overgewicht
- roken en meeroken
- gebruik van hormonen als anticonceptie of tegen overgangsklachten
- zwangerschap en kraamtijd
- andere ziektes en aandoeningen, zoals diabetes, hoge bloeddruk, hoog cholesterol, hartziektes, longziektes en kanker
Behandeling van een longembolie
Je lichaam ruimt het bloedstolsel meestal zelf op. In zeldzame gevallen moet het stolsel weggehaald worden tijdens een operatie. Om te voorkomen dat je nieuwe bloedstolsels krijgt, schrijven artsen bloedverdunners (antistollingsmedicijnen) voor. Meestal krijg je eerst injecties met heparine. Daarnaast krijg je tabletten: cumarine of DOAC (direct werkende anticoagulantia = direct werkende bloedverdunners). Deze tabletten moet je minimaal een half jaar gebruiken.
Als je cumarine gebruikt, moet je onder controle blijven bij de trombosedienst. Zij prikken iedere een tot twee weken bloed om de bloedstolling te meten. Op basis van de uitslag van dit onderzoek passen ze de dosis van de cumarines aan. Het kan dus wisselen hoeveel tabletten cumarines je iedere dag moet slikken. Als je DOAC gebruikt, slik je iedere dag dezelfde dosis en hoef je niet gecontroleerd te worden door de trombosedienst.
Pas op met alcohol, antibiotica en pijnstillers als aspirine, ibuprofen, naproxen en diclofenac wanneer je bloedverdunners gebruikt. Deze middelen kunnen het bloed nog meer verdunnen, waardoor je risico op bloedingen hoger wordt. Neem contact op met je huisarts of de trombosedienst als je bloedingen krijgt, bijvoorbeeld neusbloedingen, bloedend tandvlees, blauwe plekken of bloed bij je urine of ontlasting. Bloedverdunners kunnen ook schadelijk zijn tijdens een zwangerschap. Overleg daarom eerst met je arts als je bloedverdunners gebruikt en zwanger wilt worden.
Ook kun je zelf dingen doen om de kans op een nieuw bloedstolsel zo klein mogelijk te maken: voldoende beweging, genoeg water drinken, een gezond gewicht behouden en niet roken of meeroken. Tijdens een lange vliegreis kun je het beste iedere twee uur opstaan om wat te bewegen en eventueel steunkousen dragen. Overleg met je arts wat de meest geschikte anticonceptie is – want hormonen zoals die in 'de pil' en de prikpil verhogen het risico op trombose en longembolie een beetje.
Prognose
De meeste mensen herstellen volledig van een longembolie. Als een stuk van je long beschadigd is, bijvoorbeeld door een longinfarct, kun je last blijven houden van benauwdheid of een verminderde conditie.
Meestal kun je de bloedverdunners na zes tot twaalf maanden stoppen. Heb je meerdere longembolieën gehad? Dan raden artsen aan om de bloedverdunners te blijven gebruiken om nieuwe bloedstolsels zoveel mogelijk te voorkomen.
- Nederlands Huisartsen Genootschap
- Longfonds