Onderzoekers twijfelen aan het nut van twee van de vijf oogonderzoeken die kinderen op het consultatiebureau ondergaan. De onderzoeken bij het consultatiebureau zijn bedoeld om onder andere een lui oog op te sporen.
Alle kinderen die bij het consultatiebureau komen, ondergaan vijf oogscreenings. Na de geboorte worden de ogen bekeken en op 3 en 4 jaar wordt het scherp zien gemeten om een lui oog, oftewel amblyopie, op te sporen. Eén op de dertig kinderen heeft een lui oog en dat moet voor het zesde jaar behandeld worden, door middel van afplakken en een bril. Tussen de 6 maanden en de 3 jaar vinden nog twee andere onderzoeken plaats op het consultatiebureau, eentje bij kinderen tussen de 6 en 9 maanden oud en eentje als het kind tussen de 14 en 24 maanden is. Het zijn deze testen waarvan onderzoekers van Erasmus MC het nut betwijfelen.
Scheelzien
Frea Sloot, onderzoekster op de afdeling Oogheelkunde van het Erasmus MC, volgt samen met Icare Jeugdgezondheidszorg en GGD Amsterdam-Noord twee groepen van elk 6000 kinderen vanaf hun geboorte, waarbij de ene groep wel en de andere groep niet - of alleen bij een bijzondere aanleiding - onderzocht wordt. Sloot ontdekte dat het aantal kinderen dat na het oogonderzoek op 6-9 maanden naar de oogarts en orthoptist verwezen werd, in beide groepen bijna gelijk was, evenals het aantal kinderen met een lui oog. Bij de kinderen die een lui oog hadden was dit in alle gevallen veroorzaakt door scheelzien. Dit scheelzien was meestal door de ouders zelf opgemerkt.
Ze trekt haar conclusies voorzichtig: "Wij weten pas echt hoeveel kinderen uiteindelijk een lui oog hebben in beide groepen van 6000 kinderen als op 4 jaar het scherp zien met de plaatjeskaart gemeten wordt." De onderzoekers benadrukken dat hun onderzoek niet het oogonderzoek kort na de geboorte of de meting van het scherp zien op 3 en 4 jaar betreft: Dat is zeker zinvol want daarmee is bijvoorbeeld het aantal kinderen in Nederland met een blijvend lui oog verminderd van 3 procent naar 0.8 procent.
Europees onderzoek
De onderzoekers gaan het rekenmodel dat de effectiviteit van oogscreening uitrekent, toepassen om de preventieve oog- en ooronderzoeken bij kinderen in alle landen in Europa te vergelijken, mits de subsidieaanvraag daartoe wordt goedgekeurd. Sloot: "De verschillen tussen de oog- en ooronderzoeken bij kinderen in EU landen zijn enorm groot en niet al die verschillende methoden zijn allemaal even efficiënt. Daar is veel ruimte voor verbetering van de effectiviteit en voor verantwoorde kostenbesparing."
Het is niet de bedoeling dat er één EU richtlijn voor oog- en oorscreening komt voor alle landen in Europa: het rekenmodel kan voor elk land apart uitrekenen wat voor dát land het meest efficiënte systeem is, rekening houdend met de plaatselijke omstandigheden. Sloot: "Bijvoorbeeld, hoe ziet het bestaande preventieve oog- en ooronderzoek bij kinderen er uit, zijn er voldoende verpleegkundigen, dokters-assistenten of artsen om de kinderen te onderzoeken, wat zijn de voorzieningen, op welke leeftijd gaan de kinderen naar school, kunnen de kinderen met een lui oog of slechthorendheid wel behandeld worden, enzovoort."
Het onderzoek naar de vijf oogscreenings is gepubliceerd in vakblad Acta Ophthalmologica.
- Erasmus MC