Oefening vermindert hamstringblessures bij voetballers

Getty Images

Een speciale krachtoefening vermindert het aantal hamstringblessures bij amateurvoetballers. Dat blijkt uit onderzoek van het UMC Utrecht en de KNVB bij ruim 600 voetballers.

Elk jaar ontstaan in amateurveldvoetbal bijna 80.000 hamstringblessures. De KNVB streeft naar minder blessures bij amateurvoetballers en testte daarom samen met het UMC Utrecht een speciale hamstringoefening. Aan het onderzoek deden 619 voetballers van 40 eersteklasse-amateurclubs mee, afkomstig uit KNVB-districten Oost, West-1, West-2 en Zuid-1.

Onderzoek

De helft van de amateurteams voerden dertien weken lang twee keer per week een speciale krachtoefening uit voor hun hamstrings (achterste dijbeenspieren). De andere helft van de amateurploegen trainden op hun gewone manier. Het onderzoek liep tijdens de voetbalseizoenen 2012-2013 en 2013-2014.

Na afloop van het onderzoeksjaar bleken in de groep met de oefenvorm drie keer minder hamstringblessures opgetreden te zijn ten opzichte van de groep zonder deze oefenvorm. Er waren zes blessures in de speciaal geoefende groep en achttien blessures in de controlegroep. De duur van de hamstringblessures verschilde niet tussen beide groepen. De spelers waren gemiddeld dertig dagen geblesseerd, maar die periode varieerde sterk.

"Het aantal blessures was niet heel hoog, maar uiteindelijk kreeg bijna tien procent van de voetballers in het onderzoek een hamstringblessure", vertelt hoofdonderzoeker Frank Backx, hoogleraar sportgeneeskunde UMC Utrecht. "Voor het eerst hebben we in Nederland wetenschappelijk aangetoond dat deze veelvoorkomende blessure kan worden bestreden met een eenvoudige spierkrachtoefening die in de praktijk werkt. Ik hoop dat veel trainers de oefening standaard opnemen in hun oefenstof."

Oefening

Het gaat om de nordic hamstring exercise, een zogenaamde excentrische spierkrachtoefening. Bij deze oefening zit een voetballer op zijn knieën op de grond terwijl zijn enkels stevig tegen de grond gedrukt worden door een andere speler. De knielende speler leunt langzaam naar voren, houdt bovenlichaam en heupen recht, en remt de voorwaartse beweging af met zijn hamstrings (achterste dijbeenspieren). Wanneer hij dit niet meer vol kan houden, gebruikt hij beide handen om z’n val te breken.


 

Bron 
  • UMC Utrecht