BAARN - Voor het eerst is er aangetoond dat er een samenhang is tussen genen, hersengrootte en intelligentie. De gevonden effecten zijn klein en niet alles bepalend. Maar ze zijn er wel degelijk.
Dat blijkt uit een bundeling van de resultaten van meer dan tweehonderd wetenschappers van het ENIGMA-consortium, onder wie onderzoekers van het Nijmeegse Donders Instituut. Het betreft de gegevens meer dan 21.000 proefpersonen. De onderzoekers trekken de conclusies in de online variant van het tijdschrift Nature Genetics.
ResultatenVolgens de wetenschappers bestaat er een genetische variant die bij ongeveer 20 procent van de bevolking voorkomt en het volume van de hippocampus mede bepaalt. Daarnaast is er een genvariant voor het totale volume van de hersenen gevonden. Als deze aanwezig is, en dat is zo bij ongeveer de helft van de mensen, dan is de hersenstructuur 1,2 procent kleiner dan bij mensen zonder de variant. Mensen met een groter brein scoren daarnaast gemiddeld hoger op een IQ-test.
"De gevonden effecten zijn klein en het gaat om gemiddelden. Ze gelden dus voor een grote groep, maar zeggen niets over een individu", legt onderzoeker Barbara Franke van het Donders Instituut uit. Dit betekent niet dat de resultaten niet van belang zijn. "Als je bij zo'n grote groep effecten meet, ook klein, helpt dat ons om de samenhang tussen genen, gedrag en hersenen beter te begrijpen."
- Radboud Universiteit Nijmegen