Het UMC St Radboud heeft een synthetische botvervanger ontwikkeld die kaakoperaties minder invasief moet maken. De botvervanger maakt het in de toekomst waarschijnlijk onnodig om botweefsel uit bijvoorbeeld de bekkenkam te halen. Nu is dit nog nodig om een tandheelkundig implantaat voldoende houvast te bieden.
Per jaar worden in Nederland zo’n 125.000 tandheelkundige implantaten geplaatst. Daarbij wordt een kunstwortel in het kaakbot van de patiënt geschroefd als houvast voor een kroon, brug of prothese. Om een implantaat te kunnen plaatsen, is voldoende kaakbot nodig. Maar na het trekken van tanden of kiezen slinkt het kaakbot na verloop van tijd, waardoor het te dun kan worden voor een implantaat.
Bij nogal wat patiënten wordt het ondersteunende kaakbot dan eerst aangevuld met eigen botweefsel, bijvoorbeeld uit de bekkenkam, kin, kaakhoek of ribben. Deze extra ingreep is niet alleen belastend, maar vergroot ook het risico op complicaties.
Veelbelovend De afdeling Tandheelkunde van het UMC St Radboud ontwikkelde een synthetische botvervanger die makkelijk injecteerbaar is en wordt omgezet in natuurlijk bot. Jan Willem Hoekstra paste het materiaal toe in diermodellen, met veelbelovende resultaten. Vervolgonderzoek moet uitwijzen of het ook toepasbaar is bij mensen.
Sponsachtige structuur Tijdens zijn promotieonderzoek bij het UMC St Radboud paste Hoekstra synthetisch botmateriaal toe om het ondersteunende kaakbot op te vullen. Hij gebruikte calciumfosfaat dat gelijk is aan het mineraal in bot, maar veranderde daaraan twee belangrijke eigenschappen: de structuur en de oplosbaarheid.
"Calciumfosfaat is verkrijgbaar in korrelvorm of als een soort vaste blokjes. Wij hebben er een tandpasta-achtige substantie van gemaakt, die je gemakkelijk kunt injecteren", legt hij uit. "Calciumfosfaat lost echter slecht op, het is hard materiaal. Wij hebben geprobeerd om dit cement poreuzer te maken met een speciaal soort kunststof bolletjes. Deze gaven het materiaal een sponsachtige structuur die door het lichaam beter wordt afgebroken."
Testen Om het materiaal te testen werden verschillende diermodellen gebruikt. In de experimenten werd een kunstmatig botdefect gecreëerd, dat vergelijkbaar is met botdefecten bij mensen na het trekken van een tand of kies. "Onze botvervangende materialen bleken in bijna alle studies gelijk te presteren aan eigen bot. Soms werd het materiaal bijna volledig omgezet in natuurlijk bot. De vraag was vooral hoe poreus het cement moest zijn, maar we hebben nu een formule gevonden die het beste werkt."
Grote hoeveelheden lastig Het klinkt veelbelovend, maar het materiaal heeft ook nadelen, beaamt Hoekstra. Het is bijvoorbeeld moeilijk om in grote hoeveelheden te maken. Verder is het lastig om steeds dezelfde dikte of injecteerbaarheid te krijgen. "Je wilt de pasta bovendien kunnen gebruiken in de OK, maar er is nog geen kant-en-klare steriele verpakking. Vooraf klaarmaken kan niet, want zodra het is gemengd, is het binnen een kwartier uitgehard. Er is dus nog werk aan de winkel."
Langdurig proces Volgens Hoekstra duurt het zeker vijf tot tien jaar voordat de botvervanger commercieel toepasbaar is. Een tandheelkundig product op de markt brengen, is een langdurig proces. Maar hij heeft vertrouwen in het materiaal. "Het belangrijkste voordeel is dat je geen tweede wond hoeft te maken, dat is wel zo prettig voor de patiënt. Ook voor de zorgverzekeraar is het een stuk goedkoper als je botmateriaal uit een potje kunt gebruiken in plaats van uit iemands heup. Veel patiënten houden daarna bovendien chronische pijn bij het lopen, tot een jaar na de ingreep."
Op 23 augustus verdedigt Hoekstra zijn proefschrift bij het UMC St Radboud.
- Radboudumc