Kennis over euthanasiewet beperkt

Getty Images

UTRECHT - Veel mensen denken ten onrechte dat euthanasie niet is toegestaan bij psychisch lijden bij een depressie of dementie. Dat blijkt uit onderzoek van het UMC Utrecht, het Erasmus MC en het UMC Groningen.

Het onderzoek werd gedaan onder 4000 burgers en zorgprofessionals. De deelnemers waarderen de euthanasiewet, maar de kennis ervan kan beter. De ziekenhuizen onderzochten hoe burgers en zorgprofessionals zoals huisartsen en verpleegkundigen, denken over medische besluitvorming en behandeling aan het einde van het leven.

Uit het onderzoek blijkt dat er veel waardering is voor de wet. Zelfs tegenstanders vinden het goed dat de wet er is. Met name vanwege de mogelijkheid dat een patiënt die ondraaglijk en uitzichtloos lijdt over het eigen levenseinde kan beschikken.

Ook de controle op het zorgvuldig handelen van artsen oogst waardering. Het wil niet zeggen dat alle ondervraagden helemaal tevreden zijn met de wet. Veel burgers vinden dat euthanasie mogelijk moet zijn bij dementie. Een derde van de zorgprofessionals steunt euthanasie bij chronische depressie of beginnende dementie.

Ongeveer een derde van de burgers steunt het initiatief 'Uit vrije wil' dat pleit voor volledig zelfbeschikkingsrecht rond het levenseinde. Artsen staan hier minder positief tegenover.
 
Ondraaglijk lijden
Veel mensen interpreteren de euthanasiewet te streng. Ze denken ten onrechte dat euthanasie niet is toegestaan bij ondraaglijk lijden voortkomend uit psychisch lijden. Ook veel artsen denken dat lichamelijk lijden verplicht is en lijken niet altijd goed op de hoogte te zijn van het feit dat euthanasie op grond van lijden aan regieverlies (bij kanker, zonder lichamelijke klachten), chronische depressie of beginnende dementie in bepaalde gevallen is toegestaan.

Hierbij speelt mee dat artsen het lijden in dergelijke gevallen soms moeilijker invoelbaar vinden. Met name huisartsen vinden dat ze een patiënt moeten kennen en dat ze samen met de patiënt naar de beslissing over euthanasie toe moeten kunnen groeien.

Auteur 
Bron 
  • UMC Utrecht