6 vragen over OCTN2-deficiëntie

De symptomen van primaire carnitine-deficiëntie

Hielprik bij pasgeboren baby
Getty Images

De Gezondheidsraad adviseerde op 1 juli 2024 de ernstige vorm van de stofwisselingsziekte primaire carnitine-deficiëntie (OCTN2-deficiëntie) op te nemen in de hielprikscreening. Hierdoor kunnen kinderen met deze vorm van de ziekte behandeld worden voordat zij ernstige gezondheidsproblemen krijgen. Wat is OCTN2-deficiëntie precies en wat zijn de symptomen van deze stofwisselingsziekte?

1. Wat is OCTN2-deficiëntie?

Organische cation transporter 2-deficiëntie, kortweg OCTN2-deficiëntie is een aangeboren stofwisselingsziekte die gelukkig weinig voorkomt. Deze zeldzame genetische aandoening is een zogenoemde vetzuuroxidatiestoornis, een stoornis in de verbranding van vetten uit het voedsel en uit de vetvoorraden in het lichaam. Het wordt ook wel primaire carnitine-deficiëntie genoemd en beïnvloedt het transport van carnitine in het lichaam. Carnitine krijg je binnen via je voeding en is essentieel voor de energieproductie, vooral in spieren en het hart. Als mensen niet goed eten, bijvoorbeeld omdat ze ziek zijn, krijgen ze geen directe energie uit hun voeding. Normaal gaat het lichaam dan het opgeslagen vet gebruiken, maar bij mensen met deze stofwisselingziekte gaat dat niet goed (genoeg).

OCTN2-deficiëntie wordt veroorzaakt door mutaties in het SLC22A5-gen. De goedaardige vorm van de ziekte komt het meest voor en leidt niet of nauwelijks tot gezondheidsproblemen. De ernstige vorm kan in de eerste levensjaren leiden tot een levensbedreigend lage bloedsuikerwaarde (hypoglykemie), spierzwakte, leverziekte en hartproblemen. Als een kindje al symptomen heeft, komt behandeling eigenlijk te laat. De gezondheidsschade kan dan onomkeerbaar zijn en in het ergste geval kunnen kinderen plotseling overlijden.

Carnitine-deficiëntie kan overigens ook het gevolg zijn van een andere stofwisselingsziekte, van andere aandoeningen of door gebruik van bepaalde medicijnen. Dat heet secundaire carnitine deficiëntie.

OCTN2-deficiëntie staat ook bekend als:

  • Organische cation transporter 2-deficiëntie
  • Primaire carnitine-deficiëntie
  • Carnitine transporter deficiëntie
  • Carnitine transport defect
  • Carnitine opname deficiëntie
  • Primary carnitine deficiency
  • Systemic primary carnitine deficiency

2. Hoe vaak komt OCTN2-deficiëntie voor?

De ernstige vorm van OCTN2-deficiëntie is zeldzaam (ongeveer 1 op de 100.000 geboortes). Er zijn in Nederland enkele tientallen patiënten. Het is onbekend hoeveel mensen de milde vorm hebben.

3. Wat zijn de symptomen van OCTN2-deficiëntie?

De symptomen van OCTN2-deficiëntie zijn soms al kort na de geboorte zichtbaar, maar kunnen ook later optreden. Er zijn zelfs mensen die pas op volwassen leeftijd klachten krijgen. En er zijn mensen zonder duidelijke klachten bij wie de aandoening pas op volwassen leeftijd wordt vastgesteld, bijvoorbeeld vrouwen bij wie de diagnose wordt gesteld na de hielprik bij hun baby. De klachten variëren van persoon tot persoon, maar enkele veelvoorkomende symptomen zijn:

  • Spierzwakte, minder uithoudingsvermogen en vermoeidheid omdat de spieren vervetten door een gebrek aan carnitine
  • Hypoglykemie (te lage bloedsuikerspiegel), omdat het lichaam moeite heeft om vetten te gebruiken voor energie.
  • Cardiomyopathie (hartspierziekte), wat kan leiden tot hartfalen.
  • Leverproblemen. Vetten kunnen zich opstapelen in de lever (leververvetting), die daardoor groter wordt.

4. Wat is de behandeling?

OCTN2-deficiëntie is niet te genezen. Om de symptomen te verminderen, wordt er over het algemeen een carnitine-supplement voorgeschreven. Dit verhelpt de schade die er is niet, maar voorkomt verergering. Een speciaal dieet is bij deze stofwisselingsziekte niet nodig.

5. Is OCTN2-deficiëntie erfelijk?

Ja, OCTN2-deficiëntie is erfelijk. Het is een autosomaal recessieve aandoening. Dit betekent dat als een kind de ziekte heeft, beide ouders 'drager' zijn. OCTN2-deficiëntie komt even vaak bij jongens als bij meisjes voor.

6. Hoe wordt OCTN2-deficiëntie ontdekt?

OCTN2-deficiëntie is een 'bijvangst' van de neonatale hielprikscreening. Bij de hielprik wordt in de eerste week na de geboorte een paar druppels bloed afgenomen uit de hiel van de baby. Dit bloed wordt vervolgens getest op een reeks aangeboren aandoeningen die vroegtijdige behandeling vereisen om ernstige gezondheidsproblemen te voorkomen. OCTN2-deficiëntie behoort niet tot die doelziekten, maar kan door de screening wel aan het licht komen. Bij een te lage carnitinewaarde wordt een kind standaard doorverwezen voor aanvullend onderzoek. In 2015 adviseerde de Gezondheidsraad om OCTN2-deficiëntie als doelziekte toe te voegen aan de 27 ernstige, maar behandelbare aandoeningen waarop al getest wordt. Het Centrum voor Bevolkingsonderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM-CvB) vond toen dat er meer onderzoek nodig was naar het nut en de haalbaarheid hiervan.

Na aanleiding van de verdere onderzoeken, adviseerde de Gezondheidsraad in juli 2024 de ziekte officieel op te nemen in de hielprikscreening. Het opnemen van ernstige OCTN2-deficiëntie in de hielprikscreening voorkomt waarschijnlijk eens in de drie tot vier jaar ernstige ziekte of overlijden van een kind. Zonder screening zouden deze kinderen ernstige gezondheidsproblemen ontwikkelen en mogelijk komen te overlijden. De gezondheidswinst bij pasgeborenen met de ziekte is zo groot dat dit voordeel opweegt tegen de nadelen voor verwezen kinderen die geen OCTN2-deficiëntie blijken te hebben, zoals de kosten voor vervolgonderzoek.

Door OCTN2-deficiëntie als doelziekte aan de hielprik toe te voegen, moet het onderzoek voldoen aan de criteria en randvoorwaarden voor verantwoorde screening. Dan vindt ook monitoring en evaluatie plaats om de kwaliteit van de screening te waarborgen; voor OCTN2-deficiëntie als bijvangst is dat niet het geval. De verwachting is dat de testkwaliteit verbetert als OCTN2-deficiëntie een doelziekte wordt. Zo zou het op termijn mogelijk kunnen zijn om al bij de screeningstest onderscheid te maken tussen ernstige en goedaardige vormen van de aandoening.

 

Auteur 
Bron 
  • Gezondheidsraad
  • Erfelijkheid.nl
  • Stofwisselingsziekten.nl
  • RIVM