ROTTERDAM - Kinderen die genetisch gevoeliger zijn voor stress en een moeder hebben met angstige en depressieve klachten tijdens de zwangerschap, hebben duidelijk meer kans op gedragsproblemen in de peutertijd. Dit blijkt uit onderzoek van Erasmus MC, waarop arts-onderzoeker Fleur Velders op woensdag 31 oktober promoveert.
Ruim een derde van de Nederlanders is drager van een genetische variant die de gevoeligheid voor het stresshormoon cortisol beïnvloedt. Kinderen die deze genetische variant van één of van beide ouders erven, reageren vaker op omgevingsfactoren zoals stress.
Heeft een zwangere vrouw veel stress, dan kan het stressmechanisme van de foetus te gevoelig worden afgesteld. Het kind kan op de peuterleeftijd eerder last krijgen van gedragsproblemen waaronder angst en agressief gedrag.
Genetische verklaring
"Dat psychische klachten tijdens de zwangerschap de kans groter maakt dat kinderen gedragsproblemen krijgen was al bekend, maar niet elk kind krijgt deze problemen", zegt Fleur Velders.
"Uit mijn onderzoek blijkt nu dat hier een genetische verklaring voor is. Kinderen met de genetische variant van beide ouders en een moeder met angstige en depressieve klachten tijdens de zwangerschap hebben duidelijk meer kans op gedragsproblemen in de peutertijd."
Onderzoek
Velders bekeek de psychologische klachten van 1727 zwangere vrouwen en onderzocht welke rol genen hebben op het gedrag van de peuters in combinatie met de klachten van hun moeder.
"Het gaat om moeders die algemene angstige en depressieve klachten hadden, geen psychiatrische diagnose of klachten die direct verband houden met hun zwangerschap. Zij voelen zich onder andere hopeloos over de toekomst, hebben minderwaardigheidsgevoelens of zijn zomaar plotseling bang. Al tijdens de zwangerschap vindt er een samenspel plaats tussen deze klachten van de moeder en genen van het kind. Dit geeft beter inzicht in het ontstaan van gedragsproblemen bij kinderen".
- Erasmus MC