Belangrijke check
Tijdens je zwangerschap wordt in de twaalfde week je bloedgroep van het A-B-O systeem en de Rhesusfactor D en C bepaald. Ook wordt er gekeken naar antistoffen tegen zeldzamere bloedgroepen: dit zijn de irregulaire antistoffen. Hoe gaat dat precies in zijn werk?
Op je rode bloedcellen zitten eiwitten. Deze zijn niet bij iedereen hetzelfde. Welke eiwitten er bij jou op je rode bloedcellen zitten, bepaalt welke bloedgroep je hebt. Heb je bijvoorbeeld eiwit A op je rode bloedcellen, dan heb je bloedgroep A. Daarnaast bepalen je rode bloedcellen ook de zogenaamde rhesusfactor, een ander kenmerk van je bloed.
Er bestaan honderden bloedgroepen. In de praktijk hebben we het vooral over de bloedgroepen A, B, AB, O en het Rhesus D (RhD)-kenmerk. De combinatie van deze twee systemen levert 8 bloedgroepen op: A+, A-, B+, B-, AB+, AB-, O+ en O-.
Antistoffen
In het bloed bevinden zich ook antistoffen. Deze antistoffen zijn gericht tegen de bloedgroepen. Als een persoon met bloedgroep A antistoffen A binnenkrijgt, gaan die een verbinding aan met de celwand. De antistoffen vernietigen dan de hele rode cel. Iemand met bloedgroep O heeft antistoffen voor bloedgroepen A en B. Iemand met bloedgroep AB heeft geen antistoffen (anders zouden zijn eigen rode bloedcellen elkaar aanvallen en afbreken).
Bij bloedtransfusies moeten artsen daar rekening mee houden. Als je zwanger bent, is het belangrijk om te weten of je Rhesus-negatief bent, want dat kan consequenties hebben voor je kindje.
Rhesussysteem
Circa 84 procent van de mensen heeft de rhesusfactor, dat noemen we rhesus(D)-positief. De rest is rhesus (D)-negatief. Je kunt zelf rhesus (D)-negatief zijn, maar zwanger zijn van een rhesus (D)-positieve baby. Tijdens je zwangerschap en vooral bij de geboorte, komen er bloedcellen van je baby in jouw bloedsomloop terecht. Ben jij negatief voor de Rhesus-factor, dan herkent je afweersysteem de vreemde positieve bloedcellen en ga je antistoffen aanmaken. Zelf merk je daar niets van. Ook je eerste kindje heeft er meestal geen last van.
Je hebt nu wel antistoffen tegen de positieve factor in je bloed en deze kunnen bij een volgende zwangerschap via de placenta bij de baby terechtkomen. Is je baby Rhesus-positief dan worden zijn rode bloedcellen aangevallen en deels afgebroken door die antistoffen. Dat zorgt ervoor dat je kindje na de geboorte gelig ziet (rhesusziekte).
Om dit voor te zijn, wordt in de 27e week de Rhesus-bloedgroep van je baby onderzocht. Ben je in verwachting van een Rhesus(D)-positief kind, dan krijg je in de 30e week anti D toegediend.
ADCC test
Als er toch antistofvorming heeft plaatsgevonden, kan de arts met een ADCC test zien of er een grote kans is op afbraak van rode bloedcellen bij de baby. Deze test wordt in procenten uitgedrukt en wordt tijdens de zwangerschap meerdere keren herhaald. Als de testuitslag 10 procent is, wordt er niet verwacht dat de baby veel bloedcellen afbreekt. De baby wordt dan niet erg geel.
Na de geboorte
Na de geboorte kijkt de arts wat de bloedgroep van de baby is. Als die bloedgroep negatief is gebeurt er niets. Als de baby positief is voor de Rhesus-factor, dan krijgt zijn moeder weer anti D toegediend. Zo wordt voorkomen dat de van de baby afkomstige positieve rode D cellen haar immuunsysteem aanzetten tot het maken van antistoffen.
Dit artikel is goedgekeurd door Dr. J.M. de Bont, kinderarts-kinderneuroloog in UMC Utrecht.
Laatst herzien op