AMSTERDAM - Al op zeer jonge leeftijd bestaat het visuele brein uit twee systemen. Dit toont Margot van Wermeskerken aan in haar promotieonderzoek. Deze vinding biedt aanknopingspunten voor onderzoek naar baby’s met een ontwikkelingsstoornis.
Als volwassenen een voorwerp pakken handelen ze niet altijd naar wat ze zien. Dat komt doordat het visuele brein uit twee aparte systemen bestaat. Het ene systeem coördineert de waarneming van het voorwerp en het andere systeem is verantwoordelijk voor het uitvoeren van de grijpbeweging van de arm en hand.
Optische illusie
Wanneer een voorwerp groter lijkt door een visuele illusie, wordt de keuze om dit voorwerp met één of twee handen te pakken beïnvloed door de waargenomen grootte. De grijpbeweging blijft echter nauwkeurig afgestemd op de echte grootte van het voorwerp. Deze bevinding duidt op de tweedeling van het visuele systeem. Van Wermeskerken onderzocht of deze functionele tweedeling van het visuele brein al bestaat bij zeer jonge baby’s, die het reiken en grijpen nog maar net beheersen.
Kikkers
"Uit mijn onderzoek blijkt dat het visuele brein al op zeer jonge leeftijd uit twee systemen bestaat", zegt Van Wermeskerken. "De belangrijkste aanwijzing daarvoor vond ik bij een experiment waarin baby’s konden kiezen welke van de twee badkikkers ze wilden pakken.
Beide badkikkers waren even groot, maar door een optische illusie leek de ene badkikker verder weg te zijn dan de andere. De meeste baby’s grepen naar de kikker die schijnbaar het dichtst bij was, terwijl de reikbeweging afgestemd was op de werkelijke afstand van de badkikker. Dus ook al lijkt het ene voorwerp verder weg dan het andere, de hersenen zijn toch in staat de juiste afstand in te schatten."
Ontwikkelingsstoornis
Van Wermeskerken: "Voor de praktijk zou het heel interessant zijn om te kijken of een dergelijke tweedeling van het visuele brein ook aanwezig is bij baby’s met een ontwikkelingsstoornis. Door hetzelfde experiment te doen kun je bijvoorbeeld bepalen of zij die tweedeling al wel of niet hebben. Op die manier kun je op basis van aanwijsgedrag iets zeggen over de ontwikkeling van de hersenen, zonder dat hierbij bijvoorbeeld een hersenscan gemaakt moet worden."
- Vrije Universiteit Amsterdam