Kinderen met syndroom van Down ervaren pijn niet anders

Onderzoeker Bram Valkenburg promoveert op zijn onderzoek naar het pijngedrag van verstandelijk gehandicapten kinderen, vooral kinderen met het syndroom van Down. Zij kunnen vaak niet goed zelf aangeven dat ze pijn hebben en hoeveel pijn ze hebben. Daarom is in het Erasmus MC de zogenaamde COMFORT gedragsschaal ontwikkeld. Met dit instrument kan de pijn worden bepaald bij mensen die zich niet goed kunnen uitdrukken.

Operatie
Ongeveer de helft van de kinderen met het syndroom van Down heeft ook een aangeboren hartafwijking en ongeveer 10 procent een aangeboren afsluiting van de dunne darm. Hiervoor is vaak al op jonge leeftijd een ingrijpende operatie nodig met daarna behandeling op een intensive care afdeling.

Pijn
Uit het onderzoek van Valkenburg blijkt dat veel ouders van een kind met het syndroom van Down als minder pijngevoelig zien en dat de kinderen moeite hebben met aangeven of ze pijn hebben of niet. Voor de studie vergelijk hij de waarnemings- en pijndrempels voor warmte en koude van kinderen met Down met die van een broer of zus. De kinderen met het syndroom van Down reageerden iets trager, maar bleken wel gevoeliger voor de pijn.

Valkenburg: “De COMFORT gedragsschaal kan ook gebruikt worden om pijn en onrust te meten bij jonge kinderen met het syndroom van Down op de intensive care. Eerdere studies lieten zien dat kinderen met een verstandelijke handicap minder pijnstillers kregen tijdens algehele narcose en juist meer medicatie na de operatie. Maar kinderen met het syndroom van Down hebben na een open hartoperatie niet meer of minder pijnstillers en slaapmedicatie nodig dan kinderen zonder het syndroom van Down."

Meetbus
Valkenburg reed sinds 2010 in een omgebouwde Citroën HY-bus bij mensen thuis langs om metingen te doen. Deze zogenaamde “Meetbus” verlaagde de drempel om mee te doen aan het onderzoek. Kinderen die meedoen aan wetenschappelijk onderzoek, hoefden hiervoor niet meer naar het ziekenhuis te komen.