“Als plassen anders voelt, is dat een signaal”
De symptomen van blaaskanker lijken op die van blaasontsteking. Hierdoor worden veel vrouwen ten onrechte met antibiotica naar huis gestuurd en heeft de tumor vrij spel. Daar moet verandering in komen, vindt uroloog Tahlita Zuiverloon.
“Zodra je meer dan één keer bloed plast, zou je door de huisarts naar de uroloog gestuurd moeten worden”, zegt uroloog Tahlita Zuiverloon. Helaas gebeurt dat lang niet altijd, zeker bij vrouwen. Plas je bloed? Dat is nooit goed!, zo luidt de slogan waarmee zij mensen op het hart drukt om bij dit symptoom zeker naar de huisarts te gaan.
Zuiverloon werkt bij het Blaaskankercentrum van het Erasmus MC Kanker Instituut in Rotterdam. Zij behandelt patiënten en doet onderzoek. Belangrijk onderzoek, want elk jaar krijgen in Nederland 7000 mensen de diagnose blaaskanker. In België gaat het om meer dan 2000 nieuwe gevallen per jaar. Blaaskanker komt vier keer zo vaak voor bij mannen als bij vrouwen.
Hoe kan het dat meer mannen blaaskanker krijgen?
“Zij roken vaker dan vrouwen, of hebben dat in het verleden gedaan. Mensen weten wel dat roken de kans op longkanker verhoogt, maar het is minder bekend dat het ook de belangrijkste risicofactor is voor blaaskanker. Als je rookt komen giftige stoffen eerst in je longen en dan in de bloedbaan terecht. De nieren filteren de giftige stoffen eruit, zo komen die in de urine terecht. Dan staan ze nog een tijdje in de blaas voordat je gaat plassen, dus al die tijd wordt de blaaswand blootgesteld aan gif. Dit kan na verloop van tijd voor tumoren zorgen.
Dat is niet alleen met roken zo, ook mensen die hebben gewerkt met giftige stoffen lopen een hoger risico, zoals kappers en schilders. Gelukkig zitten er nu geen giftige stoffen meer in verf, maar twintig jaar geleden nog wel.”
Wat zijn de belangrijkste symptomen van blaaskanker?
“Het belangrijkste en vaak eerste symptoom is bloed in de urine. Als je bloed plast, heeft je urine de kleur van rosé of cola. Een ander belangrijk symptoom is als plassen ineens ‘anders’ is. Je moet bijvoorbeeld ineens vaker plassen, of het voelt vervelend. Ook gewichtsverlies, vermoeidheid en koorts die niet weggaat zijn alarmsignalen.
Ga met deze symptomen altijd naar de huisarts en vraag om aanvullend onderzoek. Zeker als je vroeger hebt gerookt.”
Bij vrouwen wordt blaaskanker vaak later gesignaleerd. Hoe komt dat?
“We zien dat de vrouwen die bij ons binnenkomen vaak agressievere tumoren hebben. Helaas gaat het in veel gevallen als volgt: een vrouw gaat naar de huisarts omdat ze bloed plast en een vervelend gevoel heeft bij het plassen. De huisarts test haar urine en constateert een blaasontsteking. Nu kan een tumor inderdaad gepaard gaan met urineweginfecties, maar vaak denkt de huisarts dan dat die ontsteking de oorzaak is van het bloed in de urine. De vrouw krijgt antibiotica en gaat naar huis. De klachten worden minder, totdat er weer een blaasontsteking lijkt op te spelen en het bloedplassen doorgaat. Tegen de tijd dat ze wél naar de uroloog wordt gestuurd voor een kijkonderzoek van de blaas, is de tumor al in het spierweefsel gegroeid en wordt de kans op genezing kleiner. Bij vrouwen duurt het twee tot drie keer langer dan bij mannen voordat ze worden doorverwezen. Terwijl: als je meer dan één keer bloed plast, moet de huisarts je echt naar de uroloog doorverwijzen.”
Jaarlijks krijgen in Nederland 7000 mensen de diagnose blaaskanker, en in België ruim 2000
Waar gaat het precies mis?
“Blaaskanker komt vaker voor bij mannen, daardoor zijn artsen er minder alert op bij vrouwen. Er speelt echter nog iets: bij vrouwen met klachten wordt minder goed doorgevraagd. Bij de mannen die we krijgen ingestuurd, staat in het dossier vaak: ‘bloed bij de urine’, gevolgd door de opmerking: ‘heeft in het verleden gerookt’. Bij vrouwen staat er regelmatig niks over roken of andere risico’s omdat er nooit naar is gevraagd.”
Een tijdige diagnose is van groot belang. Hoe eerder blaaskanker wordt ontdekt, hoe beter het kan worden behandeld. Bij 70 procent van de patiënten wordt blaaskanker in een oppervlakkig stadium gevonden. Dan zit de tumor alleen in de wand van de blaas en niet in de spierlaag. Van deze patiënten is ruim 90 procent vijf jaar na de diagnose nog in leven. Bij zo’n 25 procent van de patiënten is op het moment dat ze de diagnose krijgen de tumor al in de spierlaag van de blaaswand gegroeid. Bij de rest van de patiënten is de tumor nog verder gevorderd en ingegroeid in de buikwand of naar andere plekken in het lichaam uitgezaaid. Dan is de prognose een stuk somberder: minder dan de helft van de patiënten met tumorweefsel in de spierlaag is na vijf jaar nog in leven. Van patiënten met verder gevorderde blaaskanker leeft nog maar 12 procent na vijf jaar.
Het late doorsturen zorgt soms voor schrijnende situaties. Zo vertelt Zuiverloon over een van haar patiëntes: “Ze is pas 46 jaar en het gaat niet meer goedkomen. De ziekte is uitgezaaid, heel verdrietig.”
Is er bij haar ook niet doorgevraagd?
“Bij haar werd vanwege haar jonge leeftijd gedacht dat het geen blaaskanker kon zijn. Ze had plasklachten, maar de huisarts zei steeds: ‘Je bent jong en je rookt niet, dus je hebt geen blaaskanker.’ Zij had echter als kind wel vaak blaasontstekingen gehad en ook dat kan het risico op blaaskanker verhogen. De ontstekingen kunnen ervoor zorgen dat cellen veranderen in agressieve kankercellen. Dus bij mensen die vaak blaasontstekingen hebben gehad, moet je extra alert zijn.”
Wat gebeurt er wanneer een patiënt naar jullie wordt verwezen?
“We doen eerst een kijkonderzoek in de blaas, dat heet een cystoscopie. Als we een tumor zien, zetten we de patiënt op de lijst voor een operatie. Bij die operatie gaat een holle buis, een cystoscoop, via de plasbuis naar de blaas. Aan die buis zit een happertje waarmee een stuk van het tumorweefsel wordt weggenomen, dit heet een transurethrale resectie van de tumor. Als de tumor niet te groot is, wordt tijdens deze ingreep de hele tumor weggehaald. Het tumorweefsel gaat naar het lab. Daar bekijkt de patholoog of de tumor in het spierweefsel zit en, als het geen spierinvasieve tumor is, hoe groot het risico is dat deze alsnog spierinvasief wordt. De tumor kan namelijk terug groeien en dan alsnog in het spierweefsel komen. Dit risico kan laag zijn, maar ook medium of hoog.”
Wat is de behandeling als de tumor alleen in de blaaswand zit?
“Eerst wordt de tumor verwijderd. Omdat bij niet-spierinvasieve blaaskanker het risico ongeveer 70 procent is dat de tumor terugkomt, krijg je blaasspoelingen. Er wordt dan een vloeistof in de blaas gespoten. Dat kan een chemotherapeuticum zijn, maar voor tumoren met een hoger risico spoelen we met BCG, een tuberculosebacterie die inactief is gemaakt. Het tumorweefsel neemt de BCG op, het afweersysteem herkent het als ‘vreemd’ en dan krijg je een afweerreactie. De immuuncellen ruimen het BCG op, en tegelijkertijd de tumorcellen. Het voordeel is dat je de blaas niet verwijdert. Maar er zitten ook enkele nadelen aan deze behandeling.”
Welke nadelen heeft die behandeling?
“Ongeveer 10 procent van de patiënten moet eerder stoppen met de BCG-therapie vanwege ernstige bijwerkingen. Ook weten we nog niet goed bij welke patiënten de therapie zal aanslaan. Hij werkt bij 40 procent van de patiënten met hoog risico niet-spierinvasieve blaaskanker onvoldoende. Wanneer de tumoren dan toch terugkeren, zijn ze vaak agressiever en moeilijker te behandelen. Op dit moment onderzoeken we hoe we van tevoren beter kunnen inschatten of de therapie zal aanslaan.”
Kunnen jullie nu al voorspellen welke patiënten wél op BCG reageren?
“We hebben tumoren onderzocht van patiënten die niet of onvoldoende reageerden op BCG-spoelingen. Zo hebben we ontdekt dat deze tumoren een specifieke set genen hebben die overactief zijn. Nu zijn we bezig met een vervolgstudie met 1200 patiënten. We bekijken of we met de kennis van dat genenpatroon patiënten die geen baat hebben bij blaasspoelingen er al van tevoren uit kunnen pikken. Tegelijkertijd onderzoeken we of we nieuwe medicijnen kunnen ontwikkelen tegen deze overactieve genen.”
Welke behandelingen zijn er voor andere patiënten?
“Als de tumor in het spierweefsel zit of als patiënten alsnog nieuwe tumoren hebben gekregen, kijken we eerst of die alleen in het spierweefsel van de blaas zitten, of dat er uitzaaiingen zijn. Als het beperkt is tot de blaas, hebben we twee mogelijkheden: de blaas verwijderen of blaasbesparend behandelen. Wanneer mensen zeggen: ‘Ik wil mijn blaas niet kwijt’, kunnen we chemotherapie gecombineerd met bestraling geven. Als we de blaas wel verwijderen, halen we ook de lymfeklieren rondom de blaas weg en bij mannen vaak ook de prostaat. Bij vrouwen bekijken we of het nodig is om de eierstokken en de baarmoeder weg te nemen.”
Krijg je altijd een stoma als je blaas verwijderd is?
“Na het verwijderen van de blaas kun je een urinestoma op de buik krijgen. Ook kunnen we een deel van de darm gebruiken om een interne blaas te creëren: een neoblaas. Dan wordt de urine daarin opgevangen. Dat klinkt mooi, maar is niet voor alle patiënten weggelegd. Vaak functioneert het goed en kun je na het creëren van een neoblaas weer plassen. Maar het kan ook gebeuren dat je hypercontinent wordt en niet meer goed kunt uitplassen omdat de buikdruk niet goed werkt. Dan moet je jezelf kunnen katheteriseren, elke twee of drie uur, ook ’s nachts. Dat kan niet iedereen aan. Dit zijn allemaal dingen die we uitgebreid bespreken van tevoren. Wat de patiënt wil en aankan, is daarbij leidend.”
Bij vrouwen duurt het veel langer dan bij mannen voordat ze worden doorverwezen
Werkt immunotherapie ook als behandeling?
“Dat kan een behandeling zijn wanneer blaaskanker is teruggekomen na chemotherapie. Je krijgt dan medicatie die het afweersysteem stimuleert. Het wordt nu ingezet als levensverlengende behandeling, maar het zou kunnen dat het in de toekomst ook wordt ingezet als curatieve behandeling. Hier wordt nu veel onderzoek naar gedaan. Daarbij zien we soms dat de uitzaaiingen verdwijnen, maar dat de blaastumor blijft bestaan. Omdat de behandeling relatief nieuw is en het onderzoek nog loopt, weten we nog niet hoe lang je door kunt gaan met immunotherapie. Doe je dat een jaar, twee jaar, kan het langer? Kunnen we hierbij straks misschien ook voorspellen bij wie de behandeling aanslaat?”
Wat maakt dat jij je zo inzet voor het onderzoek naar blaaskanker?
“Er is weinig aandacht voor blaaskanker, dus er zijn ook relatief weinig fondsen voor onderzoek. Hierdoor zijn de behandelingsmogelijkheden lang hetzelfde gebleven, waardoor de kansen op overleving niet verbeterden. De laatste vier, vijf jaar zijn er wél nieuwe behandelmogelijkheden bij gekomen. Daarom blijf ik me inzetten voor blaaskankerpatiënten. Door aandacht te vragen voor de ziekte, en vooral door onderzoek te doen naar hoe de behandelingen beter kunnen worden.”
Tahlita Zuiverloon is uroloog bij het Blaaskankercentrum van het Erasmus MC Kanker Instituut in Rotterdam. Daar doet ze onderzoek, en ze behandelt en opereert patiënten met blaaskanker. Haar onderzoek richt zich vooral op waarom een behandeling bij de ene patiënt wel aanslaat, en bij de andere niet.
Dit artikel stond eerder in Plus Gezond augustus 2024. Abonnee worden van het blad? Dat doe je in een handomdraai!
- Plus Gezond