Preventief reanimeren bestaat niet
Weet jij wat je moet doen als het nodig is om iemand te reanimeren? Er bestaan helaas veel mythes over reanimatie. Deze mythes kunnen ervoor zorgen dat er niet, te laat of verkeerd ingegrepen wordt. Terwijl elke seconde telt. De hoogste tijd om deze mythes de wereld uit te helpen. We hebben er vijf voor je op een rij gezet!
1. Preventief reanimeren
Toen vorig jaar doelman Etienne Vaessen van RKC Waalwijk onwel werd op het voetbalveld kopten kranten de dag erna dat hij preventief gereanimeerd werd. Maar voor eens en voor altijd: preventief reanimeren bestaat niet! Het herkennen van een hartstilstand kan uitdagend zijn en zeker in sommige omstandigheden zoals een vol stadion. Er zijn twee simpele stappen: het beoordelen van het bewustzijn en de ademhaling. Is er nog twijfel? Start dan toch direct met reanimeren. De schade van het niet starten van de reanimatie wanneer deze wel noodzakelijk is, is vele malen groter dan wanneer gestart wordt met reanimeren en dit korte tijd later niet nodig blijkt te zijn. Dit is geen preventief reanimeren zoals het wat ongelukkig is genoemd.
2. Mond-op-mondbeademing is niet altijd nodig
Feit is dat beademen een belangrijk onderdeel is bij een reanimatie en een belangrijke factor voor een goede uitkomst om hersenschade te voorkomen. Als je echt niet wilt of kunt, is iets beter dan niets en kun je ook alleen hartmassage (borstcompressies) geven. Maar dat is zeker niet de eerste keuze. Van mond-op-mondbeademing word je heel zelden ziek ook al lijkt de handeling soms onsmakelijk. Je kunt ook met hulpmiddelen beademen als deze bij de hand liggen en je daarmee geoefend hebt.
3. Je kan je tong inslikken
Een andere hardnekkige mythe is dat je je tong zou kunnen inslikken. Dit is toch echt een wijd verspreid misverstand en niet mogelijk. Bij een slachtoffer dat buiten bewustzijn is, bestaat wel het risico dat de tong naar achteren zakt en de luchtweg (gedeeltelijk) blokkeert. Door het hoofd van het slachtoffer naar achter te kantelen en de kin te liften kan de de luchtweg worden geopend en kan middels kijken, luisteren en voelen worden gekeken of sprake is van een normale ademhaling of niet en of zo nodig gestart moet worden met reanimatie.
4. Om kinderen te reanimeren moet je een aparte cursus volgen
Dit klopt niet. Je kan een kind reanimeren met de stappen zoals aangeleerd in een volwassen cursus. Er is één uitzondering: je past de diepte aan van de borstcompressies. Er bestaat wel een aparte kinderreanimatiecursus, maar met gemiddeld 100 kinderreanimaties per jaar buiten het ziekenhuis in Nederland komt het gelukkig niet heel vaak voor. De kans om een kind te moeten reanimeren is dus heel klein. Een ander stappenplan aanleren voor kinderen kan het onnodig ingewikkeld maken voor de omstander/hulpverlener en vertraging opleveren bij het starten van reanimatie. De speciale kinderreanimatiecursus is vooral bedoeld voor mensen die werken met kinderen zoals leerkrachten of kinderdagverblijfmedewerkers.
5. Een AED bepaalt of je moet gaan reanimeren of niet
Start altijd direct met reanimeren als een slachtoffer bewusteloos raakt met een abnormale ademhaling. Dus ook voordat de AED (Automatische Externe Defibrilator) aanwezig is. Een AED is een apparaat wat goed te bedienen is door omstanders. Het apparaat 'kijkt' naar het hartritme door middel van een aangebrachte electrode en bepaalt of een schok gegeven moet worden. Zo ja, dan geeft hij deze. De AED bepaalt dus niet of er sprake is van een zogeheten circulatiestilstand, oftewel hartstilstand. Dat moet de omstander/hulpverlener vaststellen. Dit kan door praten/schudden van het slachtoffer en door te controleren of er een normale ademhaling is.
Dit artikel kwam tot stand met medewerking van Martijn Maas van de Nederlandse Reanimatie Raad (NRR).
- Nederlandse Reanimatie Raad