UTRECHT - Meer dan de helft van de kinderen van ouders met een manisch-depressieve stoornis ontwikkelt zelf een stemmingsstoornis of andere psychiatrische problematiek. Dat concluderen onderzoekers van het UMC Utrecht en UMC Groningen na een onderzoek van twaalf jaar.
De onderzoekers volgden gedurende twaalf jaar een groep kinderen van ouders met een manisch-depressieve stoornis vanaf de puberteit tot gemiddeld 28 jaar. "Uit het onderzoek blijkt dat op een gemiddelde leeftijd van 28 jaar 13 procent uit de groep een milde of ernstige vorm van manisch-depressiviteit ontwikkeld heeft", vertelt kinder- en jeugdpsychiater Manon Hillegers.
Goede voorspeller
"Bijna in alle gevallen begint de manisch-depressieve stoornis met één of meer depressies. Bij een hoogrisicogroep zoals deze, blijkt een (milde) depressie een goede voorspeller te zijn voor een manisch-depressieve stoornis op latere leeftijd."
"Als ook andere stemmingsstoornissen zoals langdurige somberheid worden meegenomen, is het percentage stemmingsstoornissen in deze groep zelfs 54 procent. Bij één op de drie gaat het om een terugkerende vorm. In de Nederlandse bevolking komen stemmingsstoornissen in dezelfde leeftijdscategorie bij 19,5 procent voor. Naast stemmingsstoornissen komen ook veel andere psychiatrische problemen voor in deze onderzoekspopulatie, zoals angst- en gedragsstoornissen", aldus Hillegers.
Eerder behandelen
De onderzoekers vinden het belangrijk dat er verder onderzoek wordt gedaan naar kinderen met een verhoogd risico op psychiatrische problemen. Hillegers: "Doordat je de problematiek eerder identificeert en behandelt, hopen we uiteindelijk ernstigere psychiatrische ziekten te voorkomen of het beloop ervan te verbeteren."
De resultaten van het onderzoek verschenen in The American Journal of Psychiatry.
- UMC Utrecht