GRONINGEN - Te veel mensen die een vorm van een psychische stoornis hebben, krijgen een psychiatrische behandeling. Zij hebben veel meer baat bij een benadering vanuit een huisartspraktijk. Er moet dan ook een onderscheid komen tussen patiënten met ernstige psychische klachten die daarvoor de juiste behandeling moeten krijgen, en patiënten met symptomen die daar op lijken, zo vindt professor Peter Verhaak van de Rijksuniversiteit Groningen.
‘Niet iedereen die in de put zit, heeft een zware depressie’, aldus Verhaak afgelopen vrijdag bij in zijn oratie bij het aanvaarden van zijn hoogleraarschap Huisartsgeneeskunde aan het Universitair Medisch Centrum Groningen/Rijksuniversiteit Groningen.
Voor depressie zijn de afgelopen jaren effectieve behandelingen ontwikkeld. Toch vermindert dit het aantal depressies onder de bevolking niet. Verklaringen voor deze zogeheten depressieparadox zijn onder andere dat lang niet alle mensen met een depressie hulp zoeken en willen, zij die hulp krijgen van een huisarts daar vaak minder van opknappen dan verwacht of omdat blijkt dat patiënten zich niet aan de behandelvoorschriften houden. Als oplossing voor de depressieparadox pleiten velen voor een nog intensievere behandeling, meer protocollen en het inzetten van meer specialistische expertise.
Alternatieve benadering
Prof. Dr. Peter Verhaak wil een andere benadering. Hij vraagt zich af of de patiëntenproblemen in de huisartspraktijk wel vergelijkbaar zijn met de psychiatrische aandoeningen waarvoor de specialistische geestelijke gezondheidszorg evidence based-behandelingen biedt. Gaat het in de kliniek gevonden bewijs ook wel op in de huisartspraktijk? Behandelt de huisarts wel dezelfde aandoeningen als de psychiater? Of behandelt hij in veel gevallen mensen met levensproblemen die daarbij begeleiding nodig hebben?
Onderscheid
Verhaak pleit voor een onderscheid tussen patiënten met ernstige psychische klachten en patiënten die ‘slechts’ verschijnselen hebben die daar op lijken. De eerste groep moet de juiste behandeling krijgen, de tweede groep heeft meer baat bij een benadering vanuit de huisartspraktijk. Een diagnose ‘depressie’ kan er bij deze groep namelijk toe leiden dat zowel patiënten als hun omgeving zich gaan gedragen naar die diagnose. De diagnose krijgt een onafhankelijk bestaan. De patiënt moet afwachten of de medicatie of therapie effect hebben. Wanneer dit niet werkt, kan het gevoel van machteloosheid toenemen. Wanneer het wel werkt is het de vraag wanneer de patiënt weer zonder kan.
‘Basis-GGZ’
De rol van de huisarts als vertrouwde hulpverlener blijft bij dit onderscheid cruciaal. De huisarts dient hiervoor dan wel ondersteuning te hebben van praktijkondersteuners en eerstelijnspsychologen, maatschappelijk werkenden en sociaal psychiatrisch verpleegkundigen. ‘Wellicht noemen we deze combinatie in de nabije toekomst wel een ‘Basis-GGZ’, aldus Verhaak.
- Rijksuniversiteit Groningen