UTRECHT - Sportartsen van het UMC Utrecht proberen een vernieuwende behandeling bij een hardnekkige scheenbeenblessure. In zijn promotieonderzoek testte Maarten Moen een behandeling met shockwave. Geblesseerde sporters lijken hierdoor sneller te herstellen.
Het mediaal tibiaal stress syndroom of shin splints komt veel voor bij jonge mensen die veel sporten. Patiënten hebben pijn aan de binnenzijde van het onderbeen bij inspanning en ze hebben drukpijn over de binnenkant van het scheenbeen. De blessure komt veel voor bij hardlopers en bij ‘springsporters’ zoals basketballers en volleyballers. Huisartsen en fysiotherapeuten herkennen de blessure vaak niet.
Shockwave-behandeling
Tot nu toe bestond voor dit probleem geen goede behandeling. Sportarts Maarten Moen van het UMC Utrecht probeerde bij 42 sporters een nieuwe behandeling. Hij combineerde een opbouwend loopschema met de zogenaamde shockwave-behandeling. Daarbij wordt de pijnlijke plek met luchtdrukstootjes behandeld waardoor het bot sneller herstelt. Patiënten kregen vijf sessies van ongeveer tien minuten.
De shockwave-behandeling werd voorheen vooral gebruikt bij het vergruizen van nierstenen. Het idee is dat weefselschade ontstaat, waardoor een helende reactie op gang komt. Dat kan wellicht een langdurige schadeproces een halt toeroepen. Het opbouwende loopschema betekent dat patiënten alleen maar grotere afstanden mogen afleggen als ze een kortere afstand pijnvrij zijn.
Pijnvrij rennen
De shockwave-behandeling lijkt een positief effect te hebben. Atleten die alleen via een opbouwend loopschema trainden, waren na gemiddeld negentig dagen hersteld. Atleten die ook de shockwave-behandeling kregen, konden na zestig dagen weer pijnvrij rennen.
Het onderzoek was geen gerandomiseerd klinisch onderzoek waarbij de deelnemers willekeurig één van twee behandelingen toegewezen krijgen. Moen vergeleek patiënten van het UMC Utrecht die de shockwavebehandeling kregen met patiënten uit een ander ziekenhuis die alleen een opbouwend loopschema volgden. Naar aanleiding van Moens resultaten wil het UMC Utrecht nu een groter onderzoek starten.
- UMC Utrecht