Langlaufen: winters wandelen

De geschiedenis van het langlaufen gaat ver terug. Waarschijnlijk is het in dezelfde tijd uitgevonden als het skiën, zo’n 4500 jaar geleden. De eerste keer dat langlaufen als sport werd beoefend, was pas in 1826.

Langlaufen houdt in dat je met twee latten onder je voeten in een loopbeweging over de sneeuw glijdt. De benodigde ski’s lijken op de ski’s die je bij skiën ziet, maar de techniek is heel anders. Bij skiën is het vooral een kwestie van zwaartekracht, terwijl je bij langlaufen veel spierkracht in zowel je armen als benen nodig hebt.

Stijlen en technieken

Er zijn twee technieken die je kunt toepassen tijdens het langlaufen. Deze heten de klassieke en de vrije stijl.

Kies voor de klassieke stijl als je een rustige vorm van langlaufen wilt beoefenen. Dit biedt de mogelijkheid voor een ontspannen en mooie tocht door de sneeuw. Je gebruikt hierbij de stokken als ondersteuning, niet om je mee af te zetten. Je staat met je ski’s parallel aan elkaar. De beweging is net als bij lopen diagonaal: je beweegt tegelijkertijd je linkerbeen en je rechterarm naar voren. Deze vorm van langlaufen is makkelijk voor beginners omdat de beweging op normaal wandelen lijkt. Het verschil is dat je twee ski’s ondergebonden hebt.

De vrije stijl zie je vaak bij wedstrijden. De techniek is vergelijkbaar met de techniek van het schaatsen. Je zet zijwaarts af met de latten. In tegenstelling tot schaatsen train je ook je bovenlichaam door het gebruik van de stokken. Bij deze stijl gebruik je de stokken om kracht mee zetten in plaats van ter ondersteuning.

Benodigdheden

De kleding die je draagt tijdens het langlaufen pas je aan aan de mate van inspanning. Meestal is deze kleding sportief, niet te zwaar en ademend. Skikleding is geschikt, maar als je niet meteen een hele uitrusting wilt kopen, kun je ook de sportkleding dragen die je al in huis hebt.

Zorg wel voor speciale langlaufhandschoenen. De binnenzijde daarvan is van soepel leer, hierdoor heb je een betere grip op de stokken. De duim van de handschoenen is vaak versterkt, zodat je de stokken goed kunt omklemmen. Hiernaast heb je nog een aantal andere materialen nodig:

• ski’s
• schoenen
• stokken
• was

Er zijn verschillende soorten en maten stokken, van materialen zoals aluminium, carbon en glasfiber. De meeste zijn van aluminium. Aan de stok zit altijd een handvat en een lus. Vooral de lussen zijn belangrijk want die zorgen ervoor dat je de kracht van de afzet overbrengt op de stokken.

De was gebruik je om het loopvlak van de langlaufski’s mee te bewerken. De voor- en achterkant smeer je ermee in. Dit is omdat je met het middelste deel moet afzetten tijdens veel langlaufstijlen. Dit gedeelte moet dus stroef blijven. Bij skating ski’s (ski’s die je gebruikt bij de vrije stijl) bewerk je wel het middelste gedeelte met was.

Loipes

Vooraf vastgestelde langlaufroutes heten loipes. Bij de klassieke stijl bestaat een loipe uit twee evenwijdige sporen waar de ski’s doorheen glijden. Voor de vrije stijl vergt een loipe meer ruimte. Dit komt door de zijwaartse beweging die je maakt. Deze loipe heeft geen sporen, maar is een glad gemaakt sneeuwpad. Deze loipes bevinden zich vaak aan de zijkant van de skipiste of off-piste. Off-piste zijn de loipes vaak veiliger omdat je hier rustiger kunt langlaufen.

Rolskiën

Heb je na de besneeuwde winterdagen of je wintersportvakantie nog niet genoeg van langlaufen? Ga dan eens rolskiën. Rolskiën is te vergelijken met wat skeeleren is voor schaatsers. Je langlauft zonder sneeuw op een hele dunne plank met twee wieltjes. Het ene wieltje zit helemaal aan de voorkant en het andere helemaal aan de achterkant. Het is begonnen als trainingsvorm voor de fanatieke langlaufer, maar rolskiën is inmiddels uitgegroeid tot een echte sport met wedstrijden en toertochten. Hou je dus niet zo van de kou en nattigheid van de sneeuw, dan is dit een goed alternatief. En nog leuker, Nederland leent zich met haar vlakke landschap perfect voor het maken van tochten.