Huisarts herkent kindermishandeling niet

Getty Images

AMSTERDAM - Huisartsen en assistenten op huisartsenposten herkennen signalen van kindermishandeling onvoldoende. Dat meldt het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde.

Een team van artsen, specialisten en onderzoekers van het Universitair Medisch Centrum Utrecht, Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en Eerstelijns Geneeskunde deden een onderzoek naar herkenning van kindermishandeling.

Signalering
Niet alleen worden de signalen onvoldoende herkend, ook vragen huisartsen te weinig door om kindermishandeling uit te kunnen sluiten. Uit het onderzoek blijkt ook dat het beleid na signalering van kindermishandeling in bijna alle gevallen ontoereikend is. Kindermishandeling wordt alleen herkend als patiënten of begeleiders dit op eigen initiatief melden.

Voor het onderzoek werden van januari 2005 tot augustus 2007 zo'n 368 kinderen bestudeerd in het verzorgingsgebied van een huisartsenpost waarvan al eerder door het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) was vastgesteld dat ze waren mishandeld.

De onderzoekers trekken flink aan de bel om huisartsen ervan te doordringen dat het signaleren van kindermishandeling zeer belangrijk is. Dit biedt het kind een grotere kans om verdere mishandeling te voorkomen.

Van de 368 bestudeerde kinderen kwamen er 193, in een periode van 5,5 jaar, 709 keer op de huisartsenpost. Volgens experts waren 24 contacten (bij 20 kinderen) zeer verdacht voor mishandeling en 82 mogelijk verdacht. De dienstdoende huisartsen herkenden de mishandeling alleen als die door het kind, ouders of politie zelf gemeld werd.

Herkennen
In verhouding komen er meer kinderen op de huisartsenpost dan bij de eigen huisarts tijdens kantooruren. Zo gaat het bij 28 procent van de contacten in de avonduren om kinderen, tegenover gemiddeld 7 procent overdag. Daarnaast biedt de huisartsenpost een betrekkelijk anonieme omgeving voor ouders om hulp te vragen. Om die reden is op de huisartsenpost de kans groter om kindermishandeling te herkennen.
Auteur 
Bron 
  • Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde