Doorbraak behandeling tegen alvleesklierkanker in zicht dankzij vogelgriepvirus

Aangepast vogelgriepvirus wordt gebruikt bij viro-immunotherapie

alvleesklierkankerbehandeling
Getty Images

Achter de stoïcijnse façade van prof. dr. Casper van Eijck zit een man met hart voor patiënten. Zijn missie: een behandeling vinden waardoor mensen met alvleesklierkanker langer leven, wie weet zelfs genezen. Die zit eraan te komen. “Alle seinen staan op groen.”

Jarenlang was Casper van Eijck clubarts van voetbalclub Feyenoord. Geen woorden maar daden, het is de geboren Rotterdammer op het lijf geschreven. Of in elk geval niet meer woorden dan strikt noodzakelijk. Hij communiceert in heldere, bondige zinnen, zonder poeha, met een uitgestreken gezicht. 

Maar achter die stoïcijnse façade zit een man met hart voor zijn patiënten. Dan hebben we het over zijn werk als chirurg, gespecialiseerd alvleesklierkanker, bij het Rotterdamse Erasmus Medisch Centrum. In die hoedanigheid liep hij zich de afgelopen jaren het vuur uit de schoenen om aandacht, medestanders en fondsen te werven voor innovatieve behandelmethodes, waarvan de meest spectaculaire gebaseerd is op het toedienen van levende virussen die verwant zijn aan het vogelgriepvirus. Alvleesklierkanker is namelijk de meest dodelijke vorm van kanker, met 3000 nieuwe gevallen – en dus helaas ook sterfgevallen – per jaar in Nederland en 1800 in België. 

Inmiddels is Van Eijck gedeeltelijk met pensioen en hoofdzakelijk in Spanje te vinden. Als onderzoeker werkt hij echter stug door met één doel voor ogen: de nieuwe therapie moet straks voor alle alvleesklierkankerpatiënten beschikbaar zijn. 

Hoe staat het onderzoek ervoor op dit moment? 

“We komen steeds dichterbij. Als het goed is, zijn we op het moment dat mensen dit lezen bezig met de voorbereidingen van de klinische trials. Dit betekent dat we de eerste patiënten gaan behandelen met het nieuwe virus. In deze fase staat niet de effectiviteit van het middel, maar de veiligheid van de patiënten voorop. Maar uiteindelijk gaat het natuurlijk om die effectiviteit, die in de huidige vorm van het virus waarschijnlijk al behoorlijk hoog is. Naar aanleiding van onze bevindingen tijdens de trials zullen we het virus verder aanpassen.”

Bij effectiviteit moeten we denken aan…

“Langer leven en misschien zelfs genezen. Iemand die nu de diagnose alvleesklierkanker krijgt, heeft een levensverwachting van gemiddeld zes maanden. De tumor is heel agressief en reageert slecht op radio- en chemotherapie. Er ontstaan in een vroeg stadium na de operatie vaak al uitzaaiingen. Dat vond ik als chirurg zo frustrerend. Je opereert iemand en binnen een paar maanden is de kanker terug. Dan denk je: kunnen we nou niets voor deze mensen doen?”

Het vogelgriepvirus, je moet er maar op komen!

“Ik werd op het spoor gezet door een patiënt, een dierenarts. Hij had alle behandelingen al gehad, dan is het in feite einde oefening, maar hij bleef maar in leven. Ik vroeg hem wat hij deed. Toen bleek dat hij zichzelf injecteerde met levend virus. Het was al bekend dat levende virussen een dodelijke werking kunnen hebben op tumoren, maar deze toepassing was nieuw voor me. Ik vond het intrigerend. Vanaf dat moment ben ik er helemaal ingedoken. De dierenarts heeft nog zeven jaar geleefd. Later stuitte ik op een varkensboer die precies hetzelfde had bedacht. Bij hem was de kanker verdwenen.”

Ik vroeg die dierenarts wat hij deed. Hij bleek zichzelf te injecteren met een levend virus

Maar het werkt dus niet zo dat je denkt: hé, wat een goed idee, en de volgende dag het vogelgriepvirus bij andere alvleesklierkankerpatiënten gaat injecteren, legt Van Eijck uit. Er was en is nog steeds heel veel onderzoek voor nodig, waaraan een fors prijskaartje hangt. 

Wat dat betreft had de chirurg geluk, want een vriendengroep van twee overleden patiënten richtte in 2016 de stichting Overleven met Alvleesklierkanker op. Hieruit vloeide de fondsenwervingscampagne Support Casper voort, die miljoenen opleverde. Met dit geld bracht Van Eijck een aantal toonaangevende wetenschappers van zijn eigen ziekenhuis, het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC), het UMC Utrecht en het Amsterdam UMC bij elkaar in het OVIT consortium. Deze afkorting staat voor Oncolytische Viro Immunotherapie, het is de officiële naam van de therapievorm met levend virus waarnaar binnen het consortium onderzoek wordt gedaan. 

Kan deze therapievorm straks misschien ook worden gebruikt bij andere vormen van kanker?

“Ik richt me op alvleesklierkanker omdat daar tot nu toe weinig behandelmogelijkheden voor waren, maar binnen het consortium zijn verschillende aandachtspunten. Het LUMC werkt hard aan een therapie voor blaas- en prostaatkankerpatiënten. Daar zijn ze al behoorlijk ver mee.”

Als ik u zo hoor, staan we aan de vooravond van een revolutie in de behandeling van kanker.

“Zo kun je het inderdaad zeggen. Met de steun vanuit de stichting hebben we in Rotterdam een laboratorium gebouwd dat zich specifiek richt op de virussen die gebruikt gaan worden bij de viro-immunotherapie. Het mooie is dat ook het Koningin Wilhelmina Fonds (KWF, een Nederlandse stichting die zich inzet voor de bestrijding van kanker, red.) er eindelijk iets in ziet en verschillende projecten met oncolytische virussen is gaan financieren. 

Kwam de steun van het KWF aan de late kant?

Voorzichtig: “Wat wij doen is innovatief en bij het KWF kijken ze graag de kat uit de boom.” Dan: “Alvleesklierkanker is na longkanker de dodelijkste vorm van kanker. Als je ziet welk percentage van het totale onderzoeksbudget van het KWF daarheen gaat, dat is schrijnend. Ik denk dat daar best kritischer naar gekeken mag worden. De procedures zijn ook zo omslachtig. Je bent drie maanden bezig met het opstellen van een financieringsaanvraag. Zonde van je tijd.” 

Wat zou u willen?

“Dat het liberaler wordt. Zorg dat onderzoekers die hun sporen hebben verdiend een pot met geld krijgen en reken na vijf jaar af op basis van de resultaten. Op die manier geef je mensen die nu vaak niet eens komen bovendrijven de kans om creatief te denken en resultaten te boeken waar je anders jaren op moet wachten. Het is teleurstellend hoe weinig van het KWF-budget er in het algemeen wordt besteed aan patiëntgebonden onderzoek. Het geld gaat soms naar dure instrumenten zoals elektronenmicroscopen, terwijl daar nog nooit één patiënt beter van is geworden. Kijk je naar het type kankeronderzoek dat financiering krijgt, dan is dat kostbaar onderzoek op muizen. Terwijl er veel meer klinisch onderzoek zou moeten plaatsvinden, op mensen dus. Die zijn namelijk veel complexer dan muizen. Of, zoals een vooraanstaande Amerikaanse wetenschapper vaak zegt: any fool can cure cancer in mice.”

Is er weleens een aanvraag van uw kant afgewezen?

“Zeker, terwijl buitenlandse referenten bijzonder positief waren over onze plannen. Maar ja, de Nederlandse referenties waren minder goed, dan houdt het blijkbaar op. Wat er precies mis was, weet ik nog steeds niet. Terwijl ik denk: gééf die kritiek, dan kunnen we ons verbeteren. Dus behalve liberaler mag het ook wel wat transparanter worden.”

Kunnen we zeggen dat u jaren tegen de stroom in hebt geroeid? 

“We zijn op een andere maníer gaan roeien”, corrigeert hij fijntjes. “We mogen denk ik heel erg trots zijn dat we een aantal dingen voor elkaar hebben gekregen die echt het verschil maken, in eerste instantie voor alvleesklier- en asbestkankerpatiënten. Dan heb ik het ook over dendritische celtherapie, waarbij het eigen immuunsysteem wordt gestimuleerd om bijvoorbeeld na chemotherapie de achtergebleven kankercellen op te ruimen om de kans op een terugkeer te verkleinen. Het is supermooi dat die therapie internationaal zo wordt gewaardeerd. Ook kunnen patiënten over enkele maanden gevaccineerd worden tegen hun eigen tumor. Dat is net zo goed supermooi en daar zijn we ook gewoon mee begonnen.”

Doelt u met ‘we’ op de OVIT-wetenschappers? 

“Ja. Een brug slaan tussen universiteiten en medische disciplines, dát is hoe je moet werken. Het betekent dat onderzoekers binnen hun universiteit voldoende mogelijkheden moeten krijgen, en dus niet allerlei bedrijfjes gaan oprichten om te proberen dingen te verkopen. Daar houd ik helemaal niet van.” 

Eerder dit jaar was de documentaire Tegengif op tv te zien. Hierin wordt Van Eijck in zijn laatste jaar als praktiserend chirurg gevolgd bij de ontwikkeling van zijn revolutionaire viro-immunotherapie. We zien hem onder andere tijdens een vergadering waar een Vlaamse viroloog toch meer onderbouwing verlangt. Van Eijck zegt op dat moment niets, maar dat hij baalt is van zijn uitgestreken gezicht af te lezen. 

Was u toen even not amused

“Klopt. Zoiets betekent vertraging en ik wilde doorpakken. Door covid hadden we al genoeg vertraging opgelopen. Al ben ik niet tegen kritische geluiden, integendeel. Als je met zo’n innovatieve behandeling wil starten, is goede onderbouwing essentieel. We hebben in het Erasmus MC een medisch bioloog, dat is een geweldige zuurpruim, en toch is iedereen dolblij met hem. Ik ook. Je kunt in dit vak niet voorzichtig genoeg zijn. Al vind ik het fijn dat we dat hele proces achter de rug hebben en de behandeling er nu echt aan zit te komen. Alle seinen staan op groen.”

Kritische geluiden zijn goed, zeker als je met zo’n innovatieve behandeling wil starten

Is wat patiënten toegediend krijgen nog steeds het oorspronkelijke vogelgriepvirus?

“Nee, dat virus werd op eieren gekweekt terwijl het huidige virus op zogeheten levende VERO-cellen wordt gekweekt. Daardoor is het waarschijnlijk vele malen effectiever. Maar het kan goed zijn dat de effectiviteit nog toeneemt als we het virus verder aanpassen. Het grote voordeel van deze therapie is ook dat je er niet doodziek van wordt, zoals bij chemotherapie vaak wel gebeurt. Een ander nadeel van chemotherapie is dat het maar bij 20 procent van de patiënten aanslaat, en dan nog leven ze er niet veel langer door.”

In Tegengif zien we Van Eijck onder meer tijdens de slechtnieuwsgesprekken die hoorden bij zijn werk als alvleesklierkankerchirurg. Ook daar is hij goed in. In weinig woorden schetst hij een kraakhelder beeld van de situatie zonder valse hoop te bieden als die er domweg niet is. Sommige patiënten in de documentaire vissen openlijk naar de nieuwe viro-immunotherapie waarover ze hebben gehoord of gelezen. Ook dan heeft Van Eijck niets in de aanbieding. Tot zijn spijt, geeft hij toe. “Het is moeilijk om mensen teleur te stellen.”

Gemiddeld kost het zo’n twintig jaar om een nieuwe therapie ‘op de markt’ te krijgen, dus in dat licht gaat Van Eijck met zijn team als een speer. Maar voorlopig is de viro-immunotherapie nog niet beschikbaar voor alle alvleesklierkankerpatiënten. “Zo werkt het helaas. Maar dat het ziekteproces bij alvleesklierkanker vaak zo snel gaat, heeft wel tot gevolg dat we – als het virus inderdaad doet wat we verwachten – vrij snel resultaat zullen zien. Na twee, drie jaar weet je genoeg. Hopelijk is de therapie zo effectief dat iedereen overtuigd is en er geen gerandomiseerd dubbelblind onderzoek hoeft plaats te vinden waarbij de helft van de deelnemers een placebo krijgt. Ik vind dat je deze groep patiënten dat ook eigenlijk niet kunt aandoen, want je hebt het toch over een doodvonnis.”

Doordat de ziekte zo snel gaat, zullen we ook snel resultaat zien als het virus doet wat we verwachten

Hij kijkt in Spanje, waar hij woont met zijn Spaanse vrouw, reikhalzend uit naar het moment dat de nieuwe therapie in Nederland kan worden uitgerold. Die afstand is geen bezwaar wat hem betreft. “Ik kom regelmatig naar Rotterdam om bij te praten, voor de rest werk ik in Spanje aan analyses en artikelen. Tijdens de covid-pandemie heb ik gemerkt dat dat kan.” 

Hij heeft een goed leven op een perfecte plek, vindt hij zelf: “De zon schijnt er driehonderd dagen per jaar.” Al zit hij daar niet zo vaak in. Hij schat zijn huidige werkbelasting op een dag of drie, vier per week en daar zal vermoedelijk geen verandering in komen voordat de finish is bereikt van dit project, dat hij een beetje als zijn kindje is gaan beschouwen. Zo is hij nu eenmaal gebakken. “Een ander leest graag een roman, ik lees liever een artikel op mijn onderzoeksgebied.”

Casper van Eijck slaagde in 1984 voor zijn artsexamen aan het Erasmus MC in Rotterdam en promoveerde daar in 1993. In 2009 werd hij – ook aan het Erasmus MC - benoemd tot hoogleraar chirurgie met speciale aandacht voor aandoeningen van de pancreas. Hij is nog steeds als onderzoeker verbonden aan het Erasmus Kanker Instituut.

Een andere versie van dit artikel verscheen eerder in Plus Gezond oktober 2024. Abonnee worden van het blad? Dat doe je in een handomdraai.

Bron 
  • Plus Gezond