Waar moet je op letten?
Normaal gesproken klopt je hart precies genoeg bloed rond. Maar door ziekte kan het hart soms wat hulp gebruiken. Je krijgt dan een pacemaker. Hoe werkt het? En nog belangrijker: hoe leef je er mee?
Wanneer je last hebt van hartritmestoornissen, dan is er iets mis met het tempo waarin je hart pompt. In zo'n geval heb je een pacemaker nodig. Een kleine ingreep waar heel veel van af hangt, namelijk jouw leven.
Pomp
Het hart is letterlijk een pomp. Het bestaat uit twee boezems (atrium) en twee kamers (vertikels). Bij elke hartslag vullen de vier kamers zich met bloed en persen het er weer uit. Op die manier blijft jouw bloedsomloop op gang. Dit gebeurt 60 à 70 keer per minuut. Wanneer jij je inspant, pompt jouw hart 160 tot 180 keer.
Ritmestoornis
Als je last hebt van ritmestoornissen, klopt jouw hart te snel (Tachycardie) of te langzaam (Bradycardie).
Bradycadie
Als het hart te langzaam klopt, dan ontstaat er een tekort aan zuurstofrijk bloed in jouw lichaam. Er zijn verschillende oorzaken voor:
-
De sinusknoop werkt niet goed, waardoor het hart niet vaak genoeg samenknijpt.
-
De impuls die de sinusknoop afgeeft om het hart te laten samentrekken, wordt niet goed doorgegeven aan de hartkamers.
-
De impuls van de sinusknoop wordt helemaal niet doorgegeven aan de hartkamers.
Tachycardie
Als het hart te snel klopt, dan is de tijd tussen de hartslagen te kort om het hart weer vol te laten lopen met bloed, waardoor het lichaam te weinig zuurstofrijk bloed krijgt. De meest voorkomende vorm van tachycardie is het zogenaamde boezemfibrilleren. De boezems slaan dan op hol, terwijl de hartkamers in een verhoogde frequentie doorpompen.
Reservesystemen
Als je last hebt van een te langzaam hartritme of het ritme stopt, dan vangt jouw lichaam dat zelf op door middel van een paar reservesystemen. Het resultaat is dat het hart langzamer gaat kloppen. Het lichaam heeft medicatie nodig om het hart een handje te helpen. Werkt dat niet, dan moet je een pacemaker hebben.
Pacemaker
Een pacemaker is een apparaatje dat het hart ondersteunt. De pacemaker wordt onder de huid, boven de linker of de rechter borstspier aangebracht. In een enkel geval lukt dat niet.
In dat geval wordt de pacemaker onder de borstspier geïmplanteerd. Het gaat om een kleine operatie. Je kunt al na een paar dagen naar huis. Laat je voorafgaand aan een operatie goed informeren over zaken als:
- Medicijngebruik voor de operatie.
- De operatie.
- Mogelijke complicaties die kunnen optreden.
Verschillende soorten
Een pacemaker geeft een klein stroomstootje aan het hart, waardoor die weer normaal gaat kloppen. Moderne pacemakers zijn met elektrodes (leads) verbonden aan het hart. Ze passen zich aan jouw activiteiten aan.
Dus als jij inspannende dingen doet en je hart sneller en dus beter klopt, dan zal de pacemaker geen signaal afgeven. De levensduur van een pacemaker is acht tot tien jaar. Daarna moet hij worden vervangen. Ook dat is geen ingrijpende operatie. Er zijn drie verschillende soorten pacemakers:
- AAI-pacemakers (Atrial Atrium Inhibited) stimuleren de boezems.
- VVI-pacemakers (Ventricular Ventricle Inhibited) stimuleren de kamers.
- DD-pacemakers (Dual Chamber/Dual Demand) hebben twee elektroden, die zowel de boezems als de kamers stimuleren.
Het leven na de operatie
Na de operatie moet je regelmatig terugkomen voor controle. De eerste controle vindt zeven à tien dagen na de implantatie plaats. De tweede na drie tot zes maanden. Na het eerste jaar moet je één à twee keer per jaar gecontroleerd worden. Als je net geopereerd bent, moet je even wennen aan het feit dat je een pacemaker draagt.
De meeste patiënten geven aan na een half jaar gewend zijn. Het kan voorkomen dat je angstige gevoelens houdt, omdat je bijvoorbeeld bang bent dat de pacemaker er plotseling stopt. Dergelijke angstgevoelens komen vaker voor bij patiënten. Je kunt daarover praten met lotgenoten, een patiëntenbegeleider of indien nodig met een psycholoog.
Oppassen met schadelijke apparaten
Als je een pacemaker draagt, moet je oppassen voor apparaten die invloed kunnen uitoefenen op het signaal dat aan uw hart wordt gegeven. Het gaat daarbij om:
- Zenderantennes.
- Apparaten voor warmtebehandelingen in ziekenhuizen en klinieken (informeer jouw arts en tandarts over het feit dat je een pacemaker draagt).
- Hoogspanningsdraden.
- Apparatuur voor booglassen en soortgelijke zaken.
- Sterke straling, bijvoorbeeld in het geval van radiotherapie. Vraag je arts dan om een loden deken, die de plaats waar jouw pacemaker zit, beschermt.
- Anti-diefstalssystemen.
- Mobiele telefoons.