15 vragen over hartkloppingen

Hoe herken je boezemfibrilleren en is het gevaarlijk?

Boezemfibrilleren
Getty Images

Wat een schrik: je zit rustig op de bank en opeens slaat je hart op hol. Grote kans dat het een aanval van boezemfibrilleren is. Niet direct gevaarlijk, wel heel vervelend. Wat is eraan te doen?

1. Wat is boezemfibrilleren?

Het is een hartritmestoornis waarbij de boezems van het hart snel en ongecontroleerd samentrekken. De hartslag kan oplopen naar 150 à 200 slagen per minuut, twee keer zoveel als normaal.

Het hart bestaat uit vier holtes: twee boezems (of atria) en twee kamers (of ventrikels). Boven in het hart zit de sinusknoop: de elektriciteitscentrale van het hart. Die stuurt elektrische prikkels door het hart waardoor eerst de boezems en een fractie van een seconde later de kamers samentrekken. Dat zorgt dat het bloed door het hart – en de rest van het lichaam – wordt rondgepompt.

Bij boezemfibrilleren is er niet sprake van één, maar van tientallen elektrische prikkels, die zich onafhankelijk van elkaar door de boezems begeven. In plaats van dat ze in een keurig ritme tegelijkertijd samentrekken, trillen ze maar wat aan. Als gevolg van die chaos raken ook de hartkamers ontregeld.

2. Wat merk je daarvan?

Veel patiënten – maar niet alle – hebben last van heftige hartkloppingen en een opgejaagd gevoel. Ook duizeligheid, vermoeidheid en kortademigheid komen voor. Dat kan beangstigend zijn, vooral omdat een aanval van boezemfibrilleren vaak onverwachts komt. Van die angst hebben patiënten soms nog het meest te lijden. Ze durven bijvoorbeeld niet meer te sporten of op vakantie te gaan uit vrees dat er iets fout gaat met hun hart en ze niet op tijd hulp zullen krijgen.

3. Zijn de klachten er continu?

Het begint meestal aanvalsgewijs: de klachten komen op en verdwijnen vanzelf. Soms duurt zo’n aanval een paar minuten, soms een uur of een dag. In de loop van de tijd komen de aanvallen vaker terug en/of duren ze langer. Uiteindelijk kan het boezemfibrilleren chronisch worden en is er constant sprake van een verstoord en versneld hartritme.

4. Wie hebben er het meest last van?

Driekwart van de patiënten is boven de 65 jaar. Van de veertigers heeft 1 op de 100 er last van. Bij mensen van 65 is dat 1 op de 20 en bij mensen van 80 zelfs 1 op de 10. In totaal lijden zo’n 300.000 Nederlanders aan boezemfibrilleren.

5. Is het gevaarlijk?

Nee en ja. Hoe snel en onregelmatig de hartslag ook is, de kamers van het hart blijven hun werk doen. In die zin is het ongevaarlijk. Maar omdat het bloed tijdens het boezemfibrilleren minder goed door het hart stroomt, kunnen er bloedpropjes ontstaan. Die kunnen in de hersenen terechtkomen en daar een beroerte veroorzaken. Ook op andere plekken, bijvoorbeeld in de darmen of de nieren, kunnen bloedpropjes problemen geven. Om dat te voorkomen, slikken veel patiënten antistollingsmiddelen, zogeheten coumarines of vitamine K antagonisten. Die verlagen de kans op een beroerte met 60 tot 80 procent.

Lastig is dat de waarden van het middel in het bloed nogal kunnen schommelen, bijvoorbeeld door het eten van producten met hoge concentraties vitamine K, zoals groene groenten en kaas. Omdat de hoeveelheid medicatie daarop moet worden aangepast, moeten patiënten elke twee à drie weken hun bloedwaarden laten controleren bij de trombosedienst. Overigens verschilt het risico op bloedpropjes van patiënt tot patiënt. Niet iedereen heeft antistollingsmiddelen nodig.

6. Wanneer is het verstandig om naar de dokter te gaan?

Als je meer dan twee keer een op hol geslagen hart hebt gehad of als een eerste aanval langer dan twee dagen duurt. Dus óók als de klachten vanzelf weer over zijn gegaan. Vanwege het verhoogde risico op beroertes is het belangrijk dat boezemfibrilleren vroeg wordt opgespoord – er kunnen dan medicijnen worden gegeven om het te voorkomen. Bovendien verbetert de kwaliteit van leven met de juiste behandeling vaak aanzienlijk. Oudere mensen denken nogal eens dat de klachten bij hun leeftijd horen en dat het geen zin heeft om naar de dokter te gaan. Maar ook zij kunnen dikwijls goed geholpen worden.

7. Hoe ontstaat het?

De meest voorkomende oorzaken zijn achterliggende hartproblemen, aderverkalking, een hoge bloeddruk en een te snel werkende schildklier. Vaak is het ook een kwestie van slijtage van het hart. Fanatieke sporters hebben vanwege de belasting van hun hart meer kans op boezemfibrilleren. Serieus overgewicht, roken en veel alcohol vergroten het risico ook.

8. Kun je boezemfibrilleren krijgen van koffie of alcohol?

Het is bijna nooit de enige oorzaak, maar alcohol en koffie kunnen een aanval van boezemfibrilleren veroorzaken of klachten verergeren. Net als een stofje in Chinees eten, ve-tsin.

9. Is het erfelijk?

Er bestaan zeldzame, erfelijke varianten van boezemfibrilleren. Die openbaren zich meestal al op jonge leeftijd. Boezemfibrilleren boven de 60 is vaak het gevolg van ouderdom of van andere lichamelijke problemen.

10. Hoe kom je erachter of je boezemfibrilleren hebt?

Met behulp van een hartfilmpje (ECG). Dat moet worden gemaakt tijdens het boezemfibrilleren. Als de klachten zich alleen aanvalsgewijs voordoen, krijgt een patiënt vaak voor 24 of 48 uur een draagbare recorder mee naar huis, waarmee de hartslag constant wordt gemeten. Dit heet een holter-onderzoek.

11. Wat is eraan te doen?

In eerste instantie wordt geprobeerd het boezemfibrilleren te voorkomen met een combinatie van medicijnen. Er zijn middelen die de hartslag verlagen, zoals bètablokkers en digoxine, en middelen die het hartritme weer regelmatig maken (anti-aritmica), zoals tambocor en amiodarone. Vooral amiodarone kan vervelende bijwerkingen hebben, zoals zonneallergie en schildklierproblemen.

Omdat de structuur van het hartweefsel door boezemfibrilleren verandert, werken medicijnen na een bepaalde tijd dikwijls niet meer. Dan is een ingreep mogelijk via een dun, buigzaam buisje, een katheter, dat wordt ingebracht via de lies. Ablatie, heet dat. Via de katheter worden stukjes weefsel in de hartwand die ritmeproblemen veroorzaken, uitgeschakeld door er kleine littekens in te maken. De klachten verdwijnen bijna altijd volledig.

Ablatie is een ingewikkelde techniek. Daarom mogen slechts veertien ziekenhuizen in Nederland de ingreep verrichten. Als mensen heel bang worden van het boezemfibrilleren, kunnen ze voor hulp terecht bij een medisch psycholoog.

12. Als je last hebt van boezemfibrilleren, houd je het dan de rest van je leven?

Niet als de achterliggende oorzaak wordt weggenomen. Stel: het boezemfibrilleren komt door een te snel werkende schildklier. Als dat wordt gecorrigeerd, verdwijnt het boezemfibrilleren meestal ook. Het ziet ernaar uit dat door middel van ablatie het boezemfibrilleren zelf kan worden genezen. Maar omdat die techniek relatief nieuw is, is nog niet duidelijk of de klachten op de lange duur kunnen terugkomen.

13. Wat zijn de nieuwste ontwikkelingen?

Onderzoekers werken hard aan nieuwe anti-aritmica met minder bijwerkingen, zoals dronedarone en vernakalant. Er is ook een nieuw soort antistollingsmiddelen in de maak. Die verminderen de kans op een beroerte verder en leiden minder gauw tot bloedingen. Het belangrijkste nieuws is dat patiënten die die nieuwe antistollingsmiddelen gebruiken, niet langer hun bloed hoeven te laten nakijken bij de trombosedienst.

De stollingswaarde blijft automatisch in orde en kan niet meer in de war worden gestuurd door voeding. Dabigatran is naar verwachting de eerste variant van de nieuwe antistollingsmiddelen die (volgend jaar) op de markt worden gebracht. Verder is ablatie in ontwikkeling. Artsen kunnen steeds preciezer werken en er kunnen meer verschillende patiënten mee worden geholpen.

14. Wat mag wel en niet als je last hebt van boezemfibrilleren?

Werken, sporten, vrijen: in principe mag alles, zolang je je er prettig bij voelt. Wie antistollingsmiddelen gebruikt, moet sommige activiteiten, zoals contactsporten, mijden vanwege een verhoogd risico op bloedingen.

15. Hoe kun je zelf boezemfibrilleren voorkomen of klachten verminderen?

Niet roken, niet te veel drinken, regelmatig bewegen en niet te zwaar worden. 

Zelf bloedwaarden controleren

Er zijn meters op de markt waarmee iemand die antistollingsmiddelen gebruikt, thuis zijn bloedwaarden kan controleren. Tijdens een training bij de trombosedienst wordt de patiënt geleerd hoe hij zo nodig zelf de dosering van zijn medicijnen kan aanpassen. Iemand die thuis de stollingswaarde van zijn bloed in de gaten houdt, hoeft in plaats van elke twee of drie weken maar vier keer per jaar voor controle naar de trombosedienst.

Met medewerking van Lukas Dekker, cardioloog in het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven en gespecialiseerd in hartritmestoornissen.

Auteur 
Bron 
  • Plus Magazine