Meer maatwerk, minder bijwerkingen
Het wordt steeds beter mogelijk om kankerpatiënten op maat te behandelen. Daardoor zal de aanpak volgens hoogleraar oncologie Stefan Sleijfer beter aanslaan en hopelijk minder bijwerkingen geven. “Zo bespaar je mensen veel onnodig leed.”
Patiënten die uitgezaaide borstkanker of darmkanker hebben, krijgen meestal chemotherapie. Terwijl duidelijk is dat die therapie maar bij de helft aanslaat. Bij de een stopt de groei van de tumor, bij de ander wordt hij juist groter. “Daarom is het hoog tijd om kankerbehandelingen persoonlijker te maken”, zegt Stefan Sleijfer van het Erasmus MC-Daniel den Hoed Oncologisch Centrum. Personalized medicine wordt dat door medici genoemd. Geen standaardbehandelingen meer, maar een geschikte behandeling per individu met zo min mogelijk bijwerkingen. Daarvoor is het nodig om zo veel mogelijk te weten over de tumoren van individuele kankerpatiënten.
Stefan Sleijfer is, ook internationaal gezien, een van de belangrijkste onderzoekers op dit terrein, dat de benadering van de toekomst lijkt te worden. In de Rotterdamse Daniel den Hoed Kliniek brengen hij en zijn team het genetische profiel van tumoren in kaart. Ook onderzoeken ze hoe de tumorcellen in de loop van de tijd veranderen. “Dat levert gigantisch veel informatie op voor een succesvolle persoonlijke kankerbehandeling”, zegt Sleijfer.
Hoe komt het dat patiënten met dezelfde soort tumor zo verschillend op chemotherapie of medicijnen reageren?
“Dat komt doordat kankercellen zich bij iedereen anders ontwikkelen. Als je bij honderd patiënten met darmkanker heel nauwkeurig naar het erfelijk materiaal van hun kankercellen kijkt, dan zie je honderd verschillende tumoren. Het ene subtype is veel gevoeliger voor een bepaalde behandeling dan het andere. De kunst is om al die subgroepen goed in kaart te brengen, en per subgroep vast te stellen wat de meest werkzame therapie is.”
Hoever is de wetenschap daar al mee?
“Er zijn een paar tumorsoorten waarvoor dat al echt is uitgezocht. Bij niet-kleincellige longkanker en huidkanker kunnen we al een aantal subgroepen onderscheiden die verschillende therapieën nodig hebben. Mensen met een zeldzame vorm van maagkanker kregen vroeger allemaal chemotherapie; sinds twee jaar krijgen zij een aangepaste behandeling. Daardoor leven ze gemiddeld nog vijf jaar na de diagnose, terwijl dat vroeger negen maanden was. Een geweldige vooruitgang.
Ook weten we dat hormoontherapie alleen werkt bij borstkankerpatiënten met bepaalde veranderingen in het DNA van hun borstkankercellen. Zo komen er steeds meer voorbeelden bij. Mijn droom is dat je uiteindelijk per patiënt kunt voorspellen welke behandeling gaat werken. Dat een kankerpatiënt met het DNA-profiel van zijn of haar tumor naar de behandelend arts kan stappen en de meest effectieve behandeling krijgt voorgeschreven.”
Betekent dit dat kanker in de toekomst te genezen is?
“Nee, dat verwacht ik niet. Op een paar uitzonderingen na kunnen we de meeste patiënten met uitgezaaide kanker niet genezen, hoeveel we ook weten over het erfelijk materiaal van hun tumoren. Maar ik verwacht wel dat kanker door een persoonlijke benadering een chronische ziekte zal worden waar mensen niet meer aan overlijden.
Je kunt het vergelijken met aids. Nog geen dertig jaar geleden gingen mensen daaraan dood. Omdat we nu kunnen vaststellen hoe het erfelijk materiaal van het hiv-virus er bij een aidspatiënt uitziet, kunnen we de behandeling daar helemaal op afstemmen, en haar steeds aanpassen als dat nodig is. Daardoor is die behandeling nu zo succesvol.”
Zal het bij kanker ook zo snel gaan?
“Helaas niet. De mazzel bij hiv is dat het een relatief eenvoudig mechanisme is. Verder is het lichaamsvreemd: het verschilt heel erg van de cellen van een mens. Kankercellen zijn afkomstig uit het eigen lichaam. Ze vertonen veel overeenkomsten met gezonde cellen en zitten complexer in elkaar dan hiv. Dat maakt het heel ingewikkeld om kankercellen goed te doorgronden. Daar komt bij dat het genetisch materiaal van deze cellen in de loop van de tijd verandert.
Je loopt steeds weer kans dat van de honderd kankercellen eentje zich afwijkend ontwikkelt. Die ontsnapt dan als het ware aan de behandeling en kan weer gaan uitgroeien tot een nieuwe tumor. Daarom moet je er steeds rekening mee houden dat een bepaalde therapie na verloop van tijd niet meer zal werken. Dat betekent dat je steeds als de ziekte zich dreigt uit te breiden, opnieuw in kaart moet brengen hoe het genetisch profiel van de uitzaaiing eruitziet. Daar moet je de behandeling dan op aanpassen.”
Zal een meer persoonlijke behandeling ook tot minder vervelende bijwerkingen leiden?
“Dat hopen we wel. Door de persoonlijke aanpak worden kankerpatiënten niet meer behandeld als ze daar eigenlijk geen baat bij hebben. Zo bespaar je mensen een hoop onnodig leed. Bij meer dan 75 procent van de vrouwen die nu een aanvullende chemotherapie voor borstkanker ondergaan, heeft deze behandeling geen effect op hun genezing. Deze vrouwen belast je dus ook met allerlei bijwerkingen. Uiteindelijk zou dat percentage door kankertherapie op maat misschien wel tot nul procent kunnen worden teruggebracht.
De nieuwe aanpak betekent echter niet dat alle behandelingen anders worden, en dat nare bijwerkingen verleden tijd zijn. Omdat gezonde cellen en kankercellen erg op elkaar lijken, krijgen gezonde cellen ook een klap als een behandeling aanslaat. Dat is meestal niet te voorkomen. Maar laten we niet vergeten dat we door ondersteunende medicijnen al heel veel vooruitgang hebben geboekt om vervelende bijwerkingen te verminderen.”
Wat is de belangrijkste hobbel die nog genomen moeten worden?
“We zijn tegenwoordig in staat om vrij snel een genetisch profiel van kankercellen te maken. Dat doen we door een hapje uit een tumor te nemen en dat in het laboratorium te onderzoeken. Over niet al te lange tijd zal dat hopelijk ook via bloedonderzoek mogelijk zijn. Qua techniek is er steeds meer mogelijk, maar het probleem is het geld. Het vergt nog heel veel onderzoek om uit te vinden welke behandeling het best bij welk genetisch profiel past.
Daarvoor moeten we zo veel mogelijk kankerpatiënten onderzoeken; vervolgens moeten we testen welke middelen wel of niet bij hen aanslaan. Daar zullen we in moeten investeren. Op dit moment kosten sommige kanker-behandelingen per patiënt negenduizend euro per maand. Als we alleen nog behandelingen geven aan patiënten die grote kans hebben om er profijt van te hebben, kunnen we veel geld besparen. Uiteindelijk zullen we die investering dus ruimschoots terugverdienen.”
Prof. dr. Stefan Sleijfer is bijzonder hoogleraar Translationele Medische Oncologie aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Hij ‘vertaalt’ wat over kanker in het laboratorium wordt ontdekt naar patiënten en omgekeerd. Sleijfer houdt zich vooral bezig met het ontwikkelen van nieuwe medicijnen tegen kanker.
- Plus Magazine