Het menselijk lichaam is opgebouwd uit miljoenen cellen die sterk variëren in vorm, afmetingen en functie. In gezonde weefsels worden nieuwe cellen via celdeling aangemaakt, een proces dat mitose heet. Als cellen oud worden, 'vernietigen ze zichzelf'. Dit proces heet apoptose.
Er moet een zorgvuldig evenwicht bestaan tussen het tempo waarin nieuwe cellen worden aangemaakt en het tempo waarin oude cellen sterven. Kanker ontstaat wanneer dat evenwicht wordt verstoord doordat cellen zich ongecontroleerd gaan delen. Chemotherapie is een soort behandeling waarbij de groei van kankercellen met medicijnen gestuit wordt.
Chemotherapie kan op meerdere manieren worden toegediend:
• in de vorm van pillen;
• in de vorm van injecties;
• via een voedingsinfuus, een zogenaamde centrale lijn.
Wanneer de middelen door het lichaam zijn opgenomen, vernietigen ze kankercellen door de groei ervan te stuiten of de celdeling bij de mitose te blokkeren.
Afhankelijk van het kankerstadium waarin een patiënt verkeert, kan chemotherapie worden toegediend om kanker te genezen, de uitzaaiing van kanker tegen te gaan, of de symptomen te verlichten. Chemotherapie kan op zichzelf staand worden toegepast, of worden gecombineerd met andere therapieën, zoals chirurgie of bestraling.
Helaas tast chemotherapie ook gezonde cellen aan, met name cellen die zich snel delen, zoals haarcellen, beenmergcellen en de cellen van de geslachtsorganen. De schade aan gezonde cellen veroorzaakt bijwerkingen, waaronder haaruitval, misselijkheid en braken, vermoeidheid, aantasting van het immuunsysteem en bloedarmoede.