Bij staar kunnen oogimplantaten helpen het gezichtsvermogen terug te krijgen.
Bij normaal gezichtsvermogen gaat het licht door het hoornvlies (het glasheldere voorste deel van de oogbol), en dan door de pupil (een opening middenin het gekleurde deel van het oog, ook wel iris of regenboogvlies genoemd).
Daarna gaat het licht door de lens, waar het lichtbeeld wordt scherpgesteld om vervolgens te worden geprojecteerd op het netvlies, op de achterkant van de oogbol. Daar wordt het lichtbeeld omgevormd tot elektrische signalen, die naar de hersenen worden gestuurd. Bij staar wordt de lens troebel en minder doorzichtig, en daardoor kan het lichtbeeld niet helder tot het netvlies doordringen.
Als het gezichtsvermogen door staar is aangetast, kan het operatief worden verbeterd of hersteld. Bij zo'n operatie wordt een ultrageluidssonde in het oog ingebracht, die de lens verzacht en vervolgens uit de oogbal opzuigt. In het lenskapsel waar zich tot dusver de natuurlijke lens bevond wordt een plastic lens ingebracht.
De nieuwe lens wordt vastgezet met twee buigzame plastic steuntjes die uit het midden van de lens naar buiten steken. Een geïmplanteerde lens werkt net zo als een natuurlijke lens: hij stelt het lichtbeeld scherp op het netvlies aan de achterkant van het oog. Een kunstlens kan bij mensen met staar het gezichtsvermogen herstellen. Deze operatie kan verschillende complicaties met zich meebrengen, die vóór de operatie met de dokter moeten worden besproken.