Een knuffel kan alles zeggen
Als iemand een groot verlies lijdt, wil je niets liever dan diegene troosten. Psychogerontoloog Huub Buijssen (69), onder meer gespecialiseerd in rouwverwerking en schrijver van De vijf talen van troost: “De grootste fout die je kunt maken, is níets doen.”
Rouwverwerking, dat is een pittig onderwerp.
Psychogerontoloog Huub Buijssen: “Ja, maar het is ook een mooi en belangrijk onderwerp dat alles te maken heeft met liefde. Het ‘houden van’ verdwijnt niet als je iemand verliest, de relatie komt in een nieuwe fase. Daarom is het niet handig om te praten over ‘afsluiten’ of ‘een plekje geven’, wat je vaak hoort.”
Maar rouw verandert toch wel van vorm en intensiteit?
“Dat klopt. Meestal zie je dat de pijn geleidelijk minder wordt en op den duur verandert in weemoed en dankbaarheid, al wil ik niet te veel generaliseren. Je rouwt naar je karakter, zeg ik altijd. Bovendien staat je muts niet elke dag hetzelfde. Het is heel menselijk als je de ene keer wel over je verdriet wilt praten, en de andere keer niet.”
Uw boek is bestemd voor iedereen die troost wil bieden aan rouwenden. Dat is dus niet zo eenvoudig.
“Ik probeer de lezer inzichten aan te reiken waarmee het makkelijker wordt. Veel mensen stemmen hun manier van troosten bijvoorbeeld af op wat ze zelf fijn zouden vinden, met de beste bedoelingen uiteraard. Maar dan kun je de plank flink misslaan, want jij bént die ander niet. Het beste kun je aan de rouwende vragen: waar heb je nu behoefte aan? Laat jezelf dus buiten beschouwing. Troost draait om de ander.”
Maken mensen vaak fouten bij het troosten?
“Er zijn inderdaad nogal wat manieren om het te verknallen. Wat misschien het vaakst voorkomt, is niets van je laten horen omdat je niet goed raad weet met het verdriet van de ander. Ik ben zelf een keer ter verantwoording geroepen door een van mijn beste vrienden omdat ik niet had gebeld toen zijn vrouw de diagnose borstkanker had gekregen, en ook niet in de moeilijke periode die daarop volgde. Dat was een enorme eye opener. Wél contact zoeken en vervolgens krampachtig het onderwerp vermijden, is ook een slechte aanpak als het om troost gaat. Al is het wel begrijpelijk gedrag, want we praten niet graag over de dood. Ook omdat het gedachten aan onze eigen dood oproept, en dat blijft een razend moeilijk onderwerp.”
In uw boek maakt u nadrukkelijk onderscheid tussen problemen en beperkingen.
“Dat heeft te maken met een andere menselijke neiging, namelijk problemen uit de weg ruimen of in elk geval een kopje kleiner maken. Doordat ons brein van nature in die oplossingsstand staat, zijn we met elkaar zo ver gekomen. Dus het is niet alleen maar verkeerd. Maar het wordt lastig als je hardnekkig iets wilt oplossen wat geen probleem ís. In mijn definitie is een probleem iets waar je zelf wat aan kunt doen. Daarnaast zijn er dingen waar je niets aan kunt doen, die je dus zult moeten aanvaarden. Dat noem ik beperkingen. Verdriet om een overleden dierbare valt in die laatste categorie. Franciscus van Assisi vatte het mooi samen in een gebed: ‘Geef me de moed om te veranderen wat ik kan veranderen, geef me de wijsheid om te accepteren wat ik niet kan veranderen, en geef me het inzicht om het verschil tussen beide te zien’.”
Ontbreekt dat inzicht vaak?
“Voorgeprogrammeerd als we zijn, hebben we niet altijd oog voor dat onderscheid. Dus gaan veel mensen zich uitputten in clichés als: gelukkig heeft ze niet lang hoeven te lijden. Of: hij heeft wel een mooie leeftijd bereikt. Wat je ook vaak hoort: de tijd heelt alle wonden. Allemaal bedoeld om het leed van de rouwende te verzachten, kleiner te maken. Maar wat je in feite doet, is het verdriet bagatelliseren waardoor de rouwende zich in de steek gelaten voelt. Er zíjn geen troostende woorden.”
Daar staan we dan, vol goede bedoelingen maar met lege handen?
“Ja en nee. De filosoof Friedrich Nietzsche schreef: ‘De beste vorm van troost is aangeven dat er geen troost is.’ Zo is het precies. Door te erkennen dat je met lege handen staat, erken je de omvang van het verdriet en geef je aan dat dat er mag zijn. Soms denk ik dat er een soort nette vloektaal zou moeten zijn die echt uit je tenen komt, waarin je wars van alle clichés kunt laten merken hoe zeer het verdriet van de ander je raakt. Maar ja, voor je het weet wordt dat waarschijnlijk ook weer een cliché. We moeten dus maar aanvaarden dat taal een beperkt middel is als het om grote gevoelens gaat.”
Is er iets wat je wel kunt geven als woorden tekortschieten?
“Jazeker, het kostbaarste wat je hebt: tijd. Dan troost je echt.”
U hebt vast ook ideeën over hoe je die tijd het best kunt invullen.
“Dan kom ik terug bij mijn eerste punt: stem de invulling af met de rouwende. Soms vindt iemand een gesprek fijn, soms is het genoeg als je er gewoon bent. Je kunt ook iets geven waar je veel tijd in gestoken hebt, waarmee je dus eigenlijk zegt: ik heb aan je gedacht, ook toen ik niet bij je was. Een handgeschreven kaart wordt om die reden veel meer gewaardeerd dan zo’n kaart met een spreuk erop waar je alleen nog je naam onder hoeft te zetten. Maak het dus vooral persoonlijk.”
De titel van uw boek is De vijf talen van troost. Over welke vijf talen heeft u het dan?
“Ik zal ze op een rij zetten. De eerste is luisteren. Dat klinkt simpel, maar het is gek genoeg razend moeilijk. Een verhaal over pijn is nu eenmaal geen pretje, ook omdat het onherroepelijk je eigen stemming beïnvloedt. De kunst is bovendien om niet zelf aan het vertellen te slaan, al roept het leed van de ander gegarandeerd associaties op met je eigen ervaringen of verhalen die je van anderen kent. Bovendien moet je ook nog die hardnekkige oplosmodus uitzetten. Iemand die ik ken formuleerde het heel mooi: ‘Kom maar met lege handen en ik vul ze wel met mijn verdriet.’
De tweede taal is er voor de ander zijn. Daar hoort bij dat je diegene respecteert. Tot de jaren tachtig van de vorige eeuw moest je als rouwende vooral sterk zijn, terwijl je later juist je verdriet moest laten zien. Denk aan de dood van Diana en de ontstemde reactie van het Britse volk toen de koninklijke familie in het openbaar geen emotie toonde. Mijn overtuiging is dat er helemaal niets moet. Vaak laat de stemming van rouwenden een golfpatroon zien. Soms zijn ze diep verdrietig, een andere keer gaat het weer wat beter, meestal door afleiding. Volgens mij is die mix goed voor de verwerking. Maar dat is geen reden om mensen te veroordelen die zich fanatiek op hun werk storten en geen tijd lijken te nemen voor hun verdriet. Dat is gewoon hún manier om overeind te blijven.
Helpen is de derde taal. Toen actrice en zangeres Simone Kleinsma plotseling haar man was verloren, kwam haar goede vriend de presentator en zanger Paul de Leeuw de eerste tijd elke dag eten brengen. Een prachtig gebaar, want je hoofd staat vaak niet naar koken als je verdriet zo hevig is. Je zegt er ook mee: ik wil graag dat jij doorgaat, want je bent belangrijk voor mij. Al kun je natuurlijk prima iets anders doen, zoals de tuin of de administratie.
Taal vier is iets geven. Alles is goed, ook een boeket dat je inderhaast bij de benzinepomp hebt gekocht. Maar zoals ik eerder al zei: als je er meer tijd in stopt, scoor je hoger.
De laatste taal is de aanraking. Sommige rouwenden houden daar niet van omdat het te dichtbij komt, maar voor anderen is een knuffel, of gewoon even iemands hand vasthouden, de beste vorm van troost. Juist omdat woorden geen troost bieden, kan zo’n lief gebaar alles zeggen.”
Kunnen ook rouwenden iets aan uw boek hebben?
“Dat denk ik wel. Veel rouwenden voelen zich eenzaam en verlaten, dan kan het troostend zijn om te lezen dat anderen hetzelfde doormaken en dat rouw veel verschillende vormen kan aannemen. Zo weet je in elk geval dat je niet gek bent, of anders gezegd: dat niets gek ís. Verder kan het helpen als je beseft dat de mensen om je heen het goed bedoelen, ook als ze verkeerd reageren op je verdriet. Dat dat geen onwil is, maar onkunde.” Lachend: “Er zijn zelfs mensen die me vertellen dat ze het boek hebben gegeven aan rouwenden die ze eigenlijk zouden moeten steunen. Of ik daar helemaal blij mee ben, weet ik niet. Laten we maar hopen dat het met zorg is uitgekozen.”
Huib Buijssen is psychogerontoloog, gezondheidszorgpsycholoog en klinisch psycholoog. Hij schreef/redigeerde boeken over onder meer dementie, depressie en trauma-opvang.
Dit artikel verscheen eerder in +Gezond augustus 2022. Abonnee worden van het blad? Dat doe je in een handomdraai.
- Plus Gezond