Het lijkt op een vrucht, maar dat is het niet
Sommige fruitsoorten zien eruit als een vrucht, maar zijn dat volgens de plantkunde niet. Dit geldt bijvoorbeeld voor aardbeien, vijgen en ananas. Dat noemen we schijnvruchten.
Om te weten wat een schijnvrucht is, moeten we eerst vaststellen wat een 'echte' vrucht precies is. In ons dagelijkse taalgebruik bedoelen we daar een stuk fruit mee, maar de plantkunde hanteert een andere definitie.
Volgens botanici groeit een echte vrucht uitsluitend uit een vruchtbeginsel. Dat is het onderste gedeelte van de stamper van een bloem.
Andere onderdelen
Bij sommige planten groeit de ‘vrucht’ niet alleen uit het vruchtbeginsel, maar spelen ook andere onderdelen een rol bij de vruchtvorming, zoals de bloembodem. In dat geval spreken we van een schijnvrucht.
Zo zijn aardbeien schijnvruchten. Het rode gedeelte dat we eten, groeit vanuit de bloembodem. De echte vruchten zijn de pitjes die je aan de buitenkant ziet zitten. Andere schijnvruchten zijn onder andere de ananas, braam, appel, peer en vijg.
Steenvruchten
Alle fruitsoorten kunnen op verschillende manieren in groepen worden verdeeld, waaronder op basis van plantkundige kenmerken. Daarnaast delen we ze vaak in aan de hand van hun uiterlijk en de soort pit die erin zit.
Zo bestaan er zogenaamde steenvruchten. Dat zijn fruitsoorten waarvan het zaad verstopt zit in een hard, stenig omhulsel. Bijvoorbeeld abrikozen, kersen, mango’s, nectarines, perziken en pruimen. Zacht fruit zijn kwetsbare vruchten zoals frambozen, bessen en bramen. Peren noemen we pitfruit, sinaasappels en citroenen zijn citrusvruchten.
In deze categorieën zit soms overlap, zo zijn appels zowel schijnvruchten als pitfruit.