Urineweginfectie of nierbekkenontsteking
Een blaasontsteking is een urineweginfectie zonder koorts. Als kinderen met een urineweginfectie ziek zijn en hoge koorts hebben, is er sprake van een nierbekkenontsteking. Dan is er ook pijn in de flank en/of rugpijn aanwezig.
Voor artsen is het niet altijd makkelijk om te beslissen of er sprake is van alleen een blaasontsteking of dat er ook een hoge ontsteking of nierbekkenontsteking is. Meestal laat aanvullend bloedonderzoek in het laboratorium zien dat er bij een infectie van het nierbekken meer ernstige infectietekenen zijn.
Oorzaken
Oorzaken voor urineweginfecties kunnen zijn:
- Aangeboren afwijkingen zoals klepjes in de urineleider bij jongens. Deze kunnen verwijde urinewegen en terugkomende infecties veroorzaken.
- Een vernauwing bij de afvoer van het nierbekken naar de urineleider kan voor een verwijding van het nierbekken zorgen. Deze afwijking wordt tegenwoordig vaak al bij de twintig weken-echo ontdekt.
- Reflux: als de urine vanuit de blaas naar de nieren terugloopt.
- Een afwijkende blaasfunctie met veel persen tijdens het plassen en urine niet op kunnen houden.
- Verstopping is een veel voorkomende oorzaak van terugkerende urineweginfecties.
Diagnose
Bij jonge kinderen (onder de drie maanden) uit een urineweginfectie zich anders dan bij grote kinderen. Ze hebben koorts, spugen regelmatig, hebben voedingsproblemen en zijn prikkelbaar, huilerig of maken gewoon een zieke indruk. Ouders vinden de luier nogal eens stinken. Soms drinkt een baby slecht, is hij stilletjes en groeit hij slecht.
Oudere kinderen met urineweginfecties hebben pijn bij het plassen, buikpijn of flankpijn. Ze plassen kleine beetjes, hebben troebele urine en koorts.
Er wordt van een terugkerende urineweginfectie gesproken als er:
- Twee of meer periodes zijn met een urineweginfectie met koorts
- Één periode met een urineweginfectie met koorts en één of meer zonder koorts
- Drie of meer urineweginfecties zijn zonder koorts
Onderzoek
Om na te gaan of je kind een blaasontsteking heeft, wordt de urine voor een kweek opgevangen als het kind plast. Bij kinderen <6 maanden met een urineweginfectie is bijna altijd echo onderzoek van de nieren en de blaas of ander aanvullend onderzoek noodzakelijk. Bij oudere kinderen geldt dit alleen bij terugkerende urineweginfecties of bij infecties met een zeldzame verwekker.
Om na te gaan of je kind een blaasontsteking heeft, wordt de urine voor een kweek opgevangen als het kind plast. Als röntgenonderzoek wordt er in ieder geval een echo van de nieren en de blaas gemaakt. Als je kind zindelijk is, wordt er een echo met volle blaas gemaakt.
Reflux is aan te tonen door middel van een zogenoemde mictiecysto-urethrogram. Hierbij wordt er bij het kind via de penis of de plasopening bij meisjes een dun slangetje (catheter) in de blaas gebracht. Via dat buisje wordt een contrastvloeistof in de blaas toegediend. Dit hoort eigenlijk alleen in de blaas te zien te zijn. Als de vloeistof via de afvoerbuis van de nier naar boven gaat, weet je dat er sprake is van reflux.
Een nierscan (DMSA-scan) wordt gemaakt om beschadigingen in het nierweefsel op te sporen. Deze beschadigingen komen dan door doorgemaakte infecties. Als de urineweginfectie optreedt bij kinderen < 6 maanden, anders verloopt bij kinderen of als de infectie telkens terugkomt, wordt een DMSA-scan gemaakt.
Behandeling
Een urineweginfectie wordt behandeld met antibiotica. De soort is afhankelijk van de ernst van de infectie en van de leeftijd van je kind. Als je kind jong (<3 maanden) en ziek is, veel spuugt of voedingsproblemen heeft wordt de antibiotica de eerste dagen via een infuus gegeven. Zodra kinderen opknappen krijgen zij het antibioticum door middel van een drankje toegediend.
Beschermende antibiotica die infecties voorkomen worden alleen onder bepaalde omstandigheden gegeven. Bijvoorbeeld aan kinderen die een terugloop van urine naar het nierbekken hebben.
Dit artikel is goedgekeurd door Dr. J.M. de Bont, kinderarts-kinderneuroloog in UMC Utrecht.
Laatst herzien op