Afwijking van het heupgewricht
Wat is het? Is het erfelijk?
Ziektebeeld
Vroeger noemde men het heupdysplasie of congenitale heupdysplasie. Tegenwoordig wordt er gesproken van Dysplastische heupontwikkeling (DHO) of Developmental Dysplasia of the Hip (DDH). Dit om aan te geven dat het om een ontwikkelingsstoornis van de heup gaat, waarbij verschillende stadia in ernst voorkomen. Het is een afwijking van het heupgewricht die enkelzijdig maar ook dubbelzijdig kan voorkomen.
De heupkop staat in een kom. Er is sprake van een zogenoemd kogelgewricht. De medische term voor de kom is acetabulum. Normaal staat de heupkop precies in de kom. Bij een heupdysplasie heeft de kop onvoldoende vorming van de kom gegeven. Hierdoor schuift de kop als het ware uit de kom naar boven toe. Het gevolg hiervan is dat bij onderzoek de heup niet over de volle omvang naar buiten is te bewegen.
Het beste wordt dit gezien aan de in de knietjes gebogen beentjes, die niet goed naar opzij te bewegen zijn. Omdat de kop van het dijbeen naar boven afglijdt komt het beentje aan die aangedane kant hoger te staan. Dit is te zien als een verkorting van de beenlengte aan die kant.
Daardoor komt er soms een extra plooi in het verkorte been. Héél veel baby’s, tot wel 30 procent hebben echter zulke asymmetrische huidplooien in het bovenbeen. Als het onderzoek verder geen bijzonderheden toont in de functie van de heup aan die kant en er ook geen beenlengteverschil is heeft het hebben van asymmetrische plooien geen betekenis.
Wanneer een congenitale heupdysplasie wordt gemist op de zuigelingenleeftijd, zal het kind later bij het lopen een waggelende loop krijgen. Dit wordt wel eendengang genoemd. Het missen van een congenitale heupdysplasie is ernstig omdat het voor het kind betekent dat het in de jeugd een aantal operaties moet ondergaan. Op oudere leeftijd komt het vroeger tot artrose. Dit is wat in de voksmond een versleten heup wordt genoemd. Heupdysplasie is niet zeldzaam. Schattingen geven aan dat bij 20 op de 1000 kinderen sprake is van een dysplastische heupontwikkeling en bij 1 op de 1000 van een heupluxatie.
Oorzaken
Wanneer een baby in stuitligging ligt, drukt de kop van de heup niet centraal op de kom. Hierdoor kunnen kop en kom zich niet goed gaan ontwikkelen. Dit is de reden dat kinderen die in stuitligging hebben gelegen op de leeftijd van drie maanden voor onderzoek bij de kinderarts terug komen.
Dysplastische heupontwikkeling komt vaker in families voor. Als één van de ouders of een broertje of zusje een heupdysplasie heeft gehad komt de baby in aanmerking voor echo-onderzoek van de heupen op de leeftijd van 3 maanden.
Heupluxatie komt in verhouding meer voor bij meisjes dan bij jongens.
Een veel ernstiger toestand van een heupluxatie komt vooral voor bij kinderen met spasticiteit, waardoor de heup door de voortdurende kracht van de eraan gehechte spieren naar boven wordt getrokken. Bij kinderen met een ernstige spasticiteit is het altijd de vraag, hoe dit het beste kan worden behandeld.
Onderzoeken
Er wordt bij routinematig onderzoek op het consultatiebureau op de heupfunctie gelet. Er wordt verder tevens gekeken naar de beenlengte, door te kijken of de knietjes als ze zijn gebogen even hoog staan.
Bij het onderzoek na de geboorte is het soms te volen dat de heup uit de kom kan worden geduwd. Dit komt door de nog losse bandjes en de slappe spieren om het heupgewricht die de baby dan heeft. Kinderen uit risicogroepen, zoals bij degene bij wie het in de familie voorkomt en na een stuitligging worden allen al bij drie maanden door de kinderarts gezien.
Na het onderzoek wordt een echo-onderzoek afgesproken. Bij dit onderzoek kan er toch nog twijfel rijzen over de heup. In dat geval wordt er alsnog een aanvullende röntgenfoto gemaakt.
Behandeling
Bij een aangetoonde heupdysplasie wordt de baby doorverwezen naar een orthopedisch chirurg. Op de polikliniek wordt daar een zogenoemde spreidbroek aangemeten. De baby houdt deze spreidbroek gedurende ongeveer twee maanden.
Indien er hiermee niet voldoende resultaat wordt bereikt, moet wellicht operatief worden ingegrepen. Daarmee wordt de heup goed in de kom teruggezet. Na de operatie krijgt de baby een gipsbroek.
Veelgestelde vragen
Is het erfelijk?
Antwoord: Een congenitale heupdysplasie komt vaker in families voor. Er is zeker erfelijkheid. Hoe de overerving is kan niet worden gezegd, maar bij eerstegraads familie moet er op de leeftijd van drie maanden onderzoek naar de heupjes worden gedaan.
Wordt er niet meteen een röntgenfoto gemaakt?
Antwoord: Nee, in handen van een ervaren radioloog is een echo-onderzoek even betrouwbaar.
Meer weten
Het beloop van de dysplastische heupontwikkeling is eigenlijk een langzaam verslechterend probleem dat loopt van een dysplasie tot een volledige heupluxatie. Bij deze laatste toestand staat de heup niet meer in de kom, maar is hij door de kracht van de omliggende spieren uit de kom en naar boven getrokken.
Bij kinderen met een scheefstand van het hoofd, komt wat meer heupdysplasie voor. Dat kan een reden zijn om bij twijfelgevallen een echo van de heupen te maken.
Meer informatie over dit onderwerp voor ouders en patiënten is ook te vinden op de website van de Vereniging aangeboren heupafwijkingen.